IN GESPREK MET BERT HERMANS – alma mater (5)

Ha Ton,

Ik schreef je eerder dat ik tijdens mijn studie in deeltijd heb gewerkt bij Interpolis Schadeverzekeringen in Tilburg. Na mijn afstuderen had ik daar kunnen blijven en kon zelfs promotie maken naar de rechtsbijstandsafdeling. Daar werkte toen een batterij van ruim 30 juristen. Om daar een van de velen te zijn, leek mij een weinig aanlokkelijk perspectief, temeer omdat ik bij de schadeafdeling al interessante (letsel)schades had gedaan.  Bovendien lag mijn hart ook meer bij het werken voor mensen met problemen in het leven. Omdat ik ook zelf, als kind, ook wel enige ervaring had gehad met kinderbeschermingswetgeving (mijn oom in Monster was benoemd als testamentair voogd), waagde ik een sollicitatie bij de Raad voor de Kinderbescherming in Breda: een ervaring om nooit te vergeten! 

  • DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING

Ik werd daar in 1975 aangenomen als plaatsvervangend unithoofd en kreeg de verantwoordelijkheid over 11 maatschappelijk werksters, waarvan 6 van boven de 50 en ook vaak nog ongehuwd. 

  • DE HEER VAN G.

De directeur van de Raad was een grijze, statige man met een tamelijk bekakt accent. Als hij de telefoon opnam sprak hij de woorden “Mat van G.” Hij kwam steevast altijd tegen tienen aan bij het kantoor op de Delpratsingel, waar onze unit toen gevestigd was. Hij keek dan vaak omhoog naar onze kamers op 1e verdieping om te zien of we wel achter ons bureau zaten, anders volgde er steevast een schrobbering. Eén keer keek hij weer omhoog en trapte toen in een grote hondendrol. We snelden naar het raam om te zien hoe hij probeerde de poep van zijn schoen aan stoeprand af te vegen, maar toen hij even later binnenkwam stonk het in de gang vreselijk. Die lucht is er nog dagen blijven hangen. 

Helaas is ‘Van G.’ nogal droevig aan zijn einde gekomen. Bij zijn afscheidsfeest voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd hield de voorzitter van de Raad een afscheidsrede. Aan het eind daarvan hief hij het glas en sprak de historische woorden: “Van G. dit is je laatste dronk”. Een paar dagen later zou blijken hoe profetisch die woorden toen waren. ‘Van G.’ ging na het afscheidsfeest naar zijn auto, maar het weer was omgeslagen. Hij liep in zijn colbert, maar inmiddels was het gaan vriezen en sneeuwen en was het slot van zijn auto dichtgevroren. Hij is toen wel een kwartier bezig geweest om zijn auto in te komen en had daarbij een longontsteking opgelopen. Drie dagen later was hij overleden; het was dus inderdaad zijn laatste dronk geweest. 

  • EEN TELEFOONTJE: DE ZAAK S.

Als plaatsvervangend unithoofd kreeg ik soms ook de moeilijke gevallen die de maatschappelijk werksters niet aandurfden. Op een zekere dag kwam bij de administratie een telefoontje binnen van een vader die op hoge toon eiste dat de Raad ervoor moest zorgen dat zijn echtgenote met zijn zoontje van 1,5 jaar weer bij hem terug kwam in zijn woning in de bossen bij Baarle-Nassau. Al snel bleek dat het om een zeer gecompliceerde zaak ging. De vader (S.) was toen 57 jaar en zijn weggelopen vrouw 21. Zij woonde met een nieuwe vriend, twee enorme vechthonden en drie ara’s op een minuscule flatwoning in Capelle aan den IJssel. Hij had haar leren kennen in zijn bordeel in Rotterdam waar zij voor hem ‘werkte’. Het bleek zijn 5eechtgenote te zijn en uit een eerder huwelijk had hij nog twee kinderen van 15 en 18 die bij hem in Baarle-Nassau woonden. De weggelopen vrouw had nog een paar broers die, net als haar vriend, in de onderwereld actief waren. 

  • MET SPOED NAAR BAARLE-NASSAU

Op een gegeven moment kregen we bij de Raad een bericht dat de situatie helemaal uit de hand dreigde te lopen omdat de jonge echtgenote, haar broers en haar vriend onderweg zouden zijn naar Baarle-Nassau om o.a. schilderijen op te halen waar ze meenden recht op te hebben omdat zij ervoor tijdens hun huwelijk had ‘gewerkt’.  Ik haastte me naar de enclave en trof daar in de bossen vader S. en zijn twee zoons aan met dubbelloopsgeweren in de vensterbank om de ‘Rotterdammers’ op te wachten. Die kwamen kort daarna aanrijden en om erger te voorkomen ben ik toen, met gevaar voor eigen leven zwaaiend met een witte zakdoek tussen de verhitte partijen in gaan staan.  Gelukkig liep dat met een sisser af. Overigens heeft vader S. zijn zoontje van inmiddels drie jaar niet meer teruggezien. Het kind bleek later ook niet van hem te zijn, maar bij zijn voormalige echtgenote te zijn verwekt door zijn oudste zoon. Het jongetje is ook niet lang bij zijn moeder gebleven, omdat haar vriend in de gevangenis belandde wegens het opzettelijk doodrijden van twee volwassenen waarvoor hij tbs en een lange gevangenisstraf kreeg. Bovendien bleek zij een groot alcoholprobleem te hebben. 

  • TRIESTIG

Hoe vreemd het ook mag klinken, dit was niet eens de meest ernstige zaak die ik daar bij de Raad heb meegemaakt. Na drie jaar werken bij de Raad voor de Kinderbescherming wilde ik wat anders gaan doen omdat de problematiek zo somber makend was dat ik bang was of eronderdoor zou gaan of cynisch zou worden en  dat dit ten koste van de kinderen zou gaan die zo hard hulp nodig hadden. Ik ben toen gaan solliciteren bij de Radboud Universiteit in Nijmegen op een promotieplaats bij de sectie Strafrecht, Penitentiair recht en Jeugdrecht. Maar dat is weer een heel ander verhaal. 

Eén antwoord op “IN GESPREK MET BERT HERMANS – alma mater (5)”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *