‘HET SPINAZIE GESTICHT’
- ‘OP ZOEK NAAR GEORGE’
Op mijn boekenplank valt bij de letter H het boek op van Kim Heijdenrijk. Hij schreef ‘Op zoek naar George’. Hierin wordt het leven beschreven van een jongetje dat in 1903 in een vrijwel kansloos gezin werd geboren en de grote moeite die het hem kostte om er in zijn verdere leven nog iets van te maken. Een deel van zijn leven bracht hij door in het beruchte R.K. gesticht Groenestein aan de Haagse Loosduinseweg. ‘Op zoek naar George’ geeft naast een beschrijving van het vaak zware leven van George Krul tegelijk goed zicht op de mensonwaardige omstandigheden waarin vele Hagenaars zich bevonden. Op het gebied van voeding en opvoeding, gezondheid, wonen en werken waren die omstandigheden voor velen verschrikkelijk slecht.
Kim Heijdenrijk kwam op het idee dit boek te schrijven toen zij vlak bij de plek van het in 1981 afgebroken gesticht Groenestein kwam wonen (nu flat Groenestein). Op Marktplaats vond ze een ansichtkaart van de foto van Groenestein van ene George Krul aan zijn oom, met een tekstje op de achterzijde dat haar niet meer losliet. In haar zoektocht naar de man kwam ze erachter dat een van de vele dieptepunten in zijn leven zijn verblijf in gesticht Groenestein was, het beruchte R.K. weeshuis en opvoedingsgesticht.
- ER WAS EENS EEN JONGEN UIT LISSE ….
Onze lagere school lag niet ver van Groenestein. In de 4e klas vroeg Broeder Norbertus ons om onze ouders te vragen of in het weekend een jongen uit Groenestein mocht logeren. ‘Dan maken we toch een veldbedje in de uitbouw’, reageerden onze ouders. Zijn naam weet ik niet meer, maar zeker nog wel hoe hij eruit zag. Een beetje bolle toet, dat hij ‘ouderwetse’ kleren droeg en uit de bollenstreek kwam, uit Lisse. Ik zie hem nog zo zitten aan het hoofd van de eettafel die voor hem was vrijgemaakt en ons vroeg of we iedere dag zo’n toetje hadden. We speelden met hem buiten op straat en hij was dan onze vaste doelman omdat hij niet zo van voetbal hield. Of in het duingebied, dat op het eind van onze straat begon, waar wij de weg en de verstop plekken in de bunkers kenden als onze broekzak. We grapten met hem dat er eens:
‘Een jongen was uit Lisse/die ging met zijn vader uit vissen/zij vingen geen stoot en renden zich dood/om de laatste trein niet te missen.’
Op het veldbed in de uitbouw vroegen we hem waarom hij op zondagavond weer naar Groenestein terug moest. Hij kon niet naar huis, zijn moeder was ziek. ‘Maar zij kon toch beter worden?’ bedachten wij. Daar zie hij niks over.
Nog steeds als ik door de bollenstreek rijd of de naam Lisse hoor, weet ik van die weekend logeerpartijtjes en bedenk dat die jongen van hier kwam. Misschien is het die grijze man die daar met zijn hondje loopt?
- DOCUMENTATIE
In het Haagse archief vind ik wat naslagwerk over Groenestein en lees welke kinderen daar verbleven:
- Kinderen die geplaatst waren op eigen rekening van de ouders, de zogenaamde particulieren. Deze kinderen hadden regelmatig contact met hun ouders en ontvingen daarom weinig lijfstraffen.
- Kinderen geplaatst door de overheid, in verband met ziekte waardoor de moeder het gezin tijdelijk niet kon verzorgen (vader moest werken).
- Kinderen die te maken hadden met de kinderrechter wegens scheiding van de ouders, verwaarlozing, enz. Deze voogdijkinderen konden niet terugvallen op bescherming door hun ouders en waren daarmee vogelvrij.
- ORDE EN TUCHT
Ik lees dat de broeders en zusters van Groenestein, vaak afkomstig uit de missie, weinig pedagogische bagage hadden. Zij waren een soort van vrijwilligers die tegen kost en inwoning zeshonderd kinderen moesten opvoeden. De opvoeders waren producten van hun tijd en om hun gezag te handhaven namen ze hun toevlucht tot soms ronduit sadistische straffen.
Brave kinderen hadden minder te vrezen dan de lastposten, maar kinderen werden al snel lastposten. Bedplassen, problemen met eten, ongehoorzaamheid, en zelfs menstruatie werd als lastig gezien. Seksuele, fysieke en emotionele mishandeling waren het gevolg. De zusters en de broeders maakten zich in verschillende combinaties schuldig aan machtsmisbruik. In Groenestein heerste hierdoor een permanente angstsfeer. De reputatie van Groenestein was in katholieke Haagse gezinnen een bruikbaar drukmiddel. Moeder hoefde maar even te dreigen met de Loosduinseweg of het weeshuis, of de boterham verdween gehoorzaam naar binnen, aldus de analen.
- ONDER DE MANTEL DER LIEFDE
Het was een publiek geheim dat er zich het een en ander afspeelde achter die grote eikenhouten deuren van dat monumentale gebouw aan de Loosduinseweg. Rond 1930 schreef de socialist D.J. Broekhuizen een brochure getiteld ‘Misdadig Rooms Nederland’, waarin hij de wantoestanden in Groenestein beschreef. Hij baseerde zijn aanklachten op persoonlijke getuigenissen. Broekhuizen drong bij het Ministerie van Justitie herhaaldelijk aan op een onderzoek. Socialisten waren in de jaren dertig echter een soort van natuurlijke vijanden van de katholieke elite. De aanklachten van Broekhuizen werden daarom niet serieus opgepakt door de vaak rooms katholieke ambtenaren in het justitiële en politieapparaat. De katholieke kerk reageerde in 1932 op deze aanklachten met een boekje getiteld ‘Stille Werkers’. Hieruit bleek wel dat het pamflet van Broekhuizen binnen de kerk goed gelezen werd. Het hoofdstuk over Groenestein begon als volgt:
‘En nu, Groenestein… Den Haag, ’t door den heer Broekhuizen in een zijner vieze brochuurtjes zoo onwaardig aangevallen R.K. opvoedingsgesticht”. In het boekje worden alle aanklachten ontkend: “Ge moet de jongens eens zien in hun omgang met de Broeders ! … Dat is heerlijk en voor ons zo sterk sprekend” en: “Natuurlijk zijn er bij, die hervallen in ’t oude kwaad, hun opvoeders vergeten, ja, als ondankbaren de Broeders belasteren.’
- SCHRIJNENDE GETUIGENISSEN
In 1971 werd het Gesticht Groenestein gesloopt en verdween daarmee het gebouw van de aardbodem. De sporen zijn echter niet uitgewist. In 1982, ruim 10 jaar na de afbraak, kwam het in de publiciteit door de NOS-documentaire van schrijver en cineast Hans Koekoek, gebaseerd op de schrijnende herinneringen van vroegere bewoners, die daar vaak hun hele leven last van bleven houden. Hij schreef ‘Het Groenesteinsyndroom’ en ook in het boek van NRC-redacteur Joep Dohmen, ‘Vrome zondaars’ (2010) over misbruik in rooms-katholieke instellingen, kwam het gesticht uitgebreid aan de orde. Zou de pijnlijke herinnering aan de misstanden die zich hebben afgespeeld in dit indrukwekkende gebouw hebben bijgedragen aan de vrij geruisloze afbraak ervan?
Ontluisterend zie ik nu de documentaire . ‘Het blijft je bij’ zegt een van de kinderen in de documentaire over het Rooms Katholieke opvoedingsgesticht Groenestein.
- STILLE GETUIGE
Het door sloop leeg gekomen terrein stond in de jaren 80 op de agenda van het Haagse stadsvernieuwingsoverleg. In die jaren was ik voorzitter van dat overleg. We bespraken de voorstellen voor de nieuwbouw. De geschiedenis van het gebouw speelde voor mij sluimerend op de achtergrond. In 1987 werd er een flat gebouwd die dezelfde naam kreeg als het gesticht. Het gebouw werd in 1988 verfraaid met het kunstwerk ‘Man en vrouw op zuilen’ van Bertha Holslag.
1988-1991. Architecten: Geurtz & Schultze.
- VOETNOOT
Berichten in de NRC. Hun beeltenissen zijn in beeld gehouwen.
Eén antwoord op “GROETEN UIT DEN HAAG – groenestein”