Hoi Ton.
In jouw logboek van week 8 zie ik Joep van ’t Hek het koningshuis ’tragische poppenkasten voor de sprookjesgelovers’ noemen.
Bij het Koningshuis moet ik vaak denken aan mijn voorvader, Stephanus van Langen, geboren in Leiden in 1758 en overleden te Breda in 1847, een echte republikein. Uit zijn huwelijk met Christina de Loos werden zes kinderen geboren, waaronder Cornelia van Langen (1794) en Cornelis van Langen (1800). Cornelis is op 7 jarige leeftijd tragisch omgekomen in 1807 tijdens de beruchte ontploffing van het kruitschip aan het Rapenburg. Cornelia trouwde met mijn betovergrootvader Johannes, Jacobus Hermans.
Stephanus van Langen, een bet-bet overovergrootvader dus, was radicale (democratische) patriot, die in 1798 deel uitmaakte van het Uitvoerend Bewind dat na een staatsgreep aan de macht kwam. Hij was in Leiden lakenfabrikant en zat in 1795 in de provisionele raad van Leiden. Hij werd in 1796 tot lid van de Nationale Vergadering gekozen en sprak zich daar uit voor een unitarische Grondwet. Met enkele jacobijnen heeft hij een aantal artikelen opgesteld die ze graag in deze Grondwet opgenomen wilden zien. Op die manier heeft hij zijn bijdrage geleverd aan de staatsgreep van 1798. Hij kreeg daarna tot taak om Buitenlandse Zaken te behartigen. Door allerlei financiële transacties raakte Van Langen in financiële problemen.Hij zou zich aan zelfverrijking hebben schuldig gemaakt. Op 12 juni 1798 dineerde hij met enkele geestverwanten bij de Franse gazant, die inmiddels al was ontslagen, en werden zij door soldaten van de Franse generaal Joubert overvallen en Van Langen werd gevangen genomen en naar het slot Woerden overgebracht.
In november 1798 kwam er vanuit Frankrijk een nieuwe gazant naar Nederland en die zorgde ervoor dat Van Langen amnestie kreeg en op 19 december 1798 weer werd vrijgelaten. Inmiddels was zijn fabriek in Leiden vrijwel failliet. Later heeft hij nog geprobeerd om zijn fortuin weer te herstellen, maar door achtereenvolgende regeringswisselingen raakte hij geheel geruïneerd. Koning Lodewijk Napoleon kende hem op aanbeveling van vroegere medestanders een jaargeld toe en dat is hem onder de koningen Willem I en II later ook werkelijk uitbetaald.
Je ziet Ton, dat die betovergrootvader van mij een bijzonder type is die het net niet is gelukt om van ons land een Republiek te maken: jammer!
Misschien nog aardig om te vermelden is dat hij lid was van de republikeinse sociëteit ‘Heerenlogement’ (nu Het Grand Café de Burcht) in Leiden.
- VOETNOOT
Ha Bert,
Het koningshuis roept bij mij ook allerlei associaties op. Dat laat ik nu even. Ik mag graag langsgaan bij Grand Café de Burcht. Het is zo’n vreemd element in de Leidse binnenstad. Het huidige Grand Café de Burcht bevindt zich aan het plein aan de voet van de 9e-eeuwse burcht op een door mensenhanden aangelegde kunstmatige heuvel. Het plein, in oude bronnen ook wel “De Plaatze” genoemd, met omliggende percelen was gedurende de Middeleeuwen in handen van de burggraven van Leiden. Vanaf de Burcht bewaakten zij de scheepvaart op de Oude en de Nieuwe Rijn, hieven belastingen en tolgelden en spraken zij recht. De snelle groei van Leiden als Hollands lakencentrum in de Middeleeuwen maakte dat de Burcht ingeklemd raakte in de stad Leiden. De Burcht met het plein waar het Grand Café ligt vormde zo een karakteristieke enclave in het centrum van de stad.’
Het zijn wetenswaardigheden die ik uit diverse folders pluk (Erfgoed Leiden e.o.).
In 1656 werd op die plek een nieuwe stadsherberg gebouwd. Twee jaar later volgden aan hetzelfde plein de bouw van het Heeren-Logement, waar de deftige reizigers ondergebracht zouden worden, en een Koetshuis ter ondersteuning van het ontstane stadshorecabedrijf. Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw hebben de pachters van de Burcht samen met de stad geïnvesteerd in het aantrekkelijk maken en houden van het bedrijf. Er waren labyrinten, wandelpaden en een kolfbaan op en om de Burcht, er liepen hertjes en andere wilde dieren rond en in 1747 legde de pachter een indrukwekkende fontein aan. Om die laatste reden heet de grote zaal van het Grand Café nog altijd de “Fonteynzaal”.
De Leidse geschiedschrijver Van Mieris sprak dan ook van ‘de meest deftige herberg van Leiden’. In de achttiende en negentiende eeuw, functioneerde deze zaal als luxueuze gelagkamer voor de meer welgestelde Leidenaren en bezoekers van buitenaf. Er was een grote leestafel, verscheidene luxe fauteuils waar de heren genoten van hun krant, een drankje en een sigaar, besprak men zaken en het wereldnieuws of speelde men kaart. In de negentiende en twintigste eeuw functioneerde de Burcht ook als ontmoetingsplaats voor allerlei literaire gezelschappen zoals de Rederijkerskamer van Uiterlijke Welsprekendheid, waarvan tal van (later) beroemde Leidse studenten-auteurs zoals Nicolaas Beets en Klikspaan lid waren. Ook de Leidse textielbaronnen hielden hier hun vergaderingen. In 1899/1900 werd de toegang van het café verplaats en ontstond de erker. Rond 1975 werd het complex uitgebreid met de Tuinzaal.