KOENTJE & LEO
Het toneelstuk ‘Beulen sterven nooit’ kwam in juni 2012 af. Han Ponneker schreef het in gedachtenis aan twee joodse jongens.
Koentje, een zes maanden oude besneden baby die in de duinen van Bloemendaal werd gevonden. Duitse soldaten brachten hem naar de crèche in Amsterdam,schuin tegenover de Hollandse Schouwburg, waar joodse baby’s werden ondergebracht. Voor velen van hen was het een tussenstop op weg naar de gaskamer.
Leo was zes jaar oud toen hij in het ouderlijke huis van Han onderdook. Hij mocht met het oog op de buren die van dit alles onkundig moesten blijven, niet hard praten, hij mocht uiteraard niet buiten spelen, hij mocht zich niet voor de ramen laten zien. hij mocht niet huilen, hij moest op kousen voeten lopen. Hij deed dit met een lieve lach, alsof hij alles begreep. Nadien vertrok hij met zijn ouders, Elkan & Lena Klissr naar een ander onderduikadres, dat misschien iets veiliger zou zijn. Daar werd het gezin voor 7 gulden 50 verraden. Twee jaar later werd hij acht jaar oud, op 11 februari 1944 samen met zijn moeder in Auschwitz met het gas Zyklon B verstikt. Zijn vader werd 30 juni 1944 ergens in Midden-Europa vermoord.
- HET DOEK GAAT OPEN
Een donkere zaal. Het doek gaat open. Een donker toneel. Een spotlight gaat aan, gericht op het hoofd van een in het zwart geklede man. Hij is de verteller in het stuk en draagt een gedicht voor.
‘In Duitsland verwijderen de Nazi’s eerst de communisten/En ik zei niets, want ik was communist./ Toen haalden ze de Joden weg/En ik zei niets, want ik was geen Jood./Toen verwijderden ze de vakbondsleden/En ik zei niets, want ik was geen vakbondslid./Toen haalden ze de katholieken weg/En ik zei niets, want ik ben protestant./Toen haalden ze mij weg/En toen was er niemand meer over/Die iets over mij kon zeggen’ (Martin Niemöller).
Beelden: NiOD.
De achterwand van het podium is een filmscherm. Daar zijn beelden te zien van verlaten huizen, waar de bewoners duidelijk halsoverkop vertrokken zijn, en is te zien dat deze langdurig leeg blijven. De verteller legt het publiek uit hoe de Jodenvervolging georganiseerd was. Bizar om te horen dat Joden hun eigen doodsvonnis moesten halen bij de burgerlijke stand. Tegen betaling van een gulden per persoon, zuigelingen inbegrepen, werd een formulier van vier pagina’s gekocht. Minvermogenden moesten ook betalen, maar behoorden dan een beroep te doen op de kas van de joodse gemeente. De gele ster moest op de linkerborst van elk kledingstuk gedragen worden. Deze kostten 4 cent per stuk plus een textielpunt toen textiel op de bon kwam. De filmbeelden verdwijnen, het is voor even volledig duister en dan gaat het licht aan en verlicht het hele podium: het toneelstuk ‘Beulen sterven niet’ begint.
- EEN SCENE
In de 2e scene van het toneelstuk ‘Beulen sterven nooit’ laat Han het staatshoofd aan zijn gezant de volgende vraagstelling formuleren: ‘Ik wil weten waarom na zoveel jaar beschaving, volkeren niet naast elkaar kunnen leven, waarom mensen uit een andere landstreek niet worden geaccepteerd, waarom mensen met een andere huidskleur worden vervolgd, waarom homo’s niet worden getolereerd, waarom vrouwen in sommige landen niet meetellen en worden gediscrimineerd, hoe het mogelijk was dat men na 2000 jaar Christendom het joodse volk probeerde uit te roeien, waarom er zo weinig ruimte is voor andersdenkenden, waarom twijfelaars monddood worden gemaakt, waarom mensen zich zo vaak op God beroepen’.
Han is de toneelschrijver, zo ook van de ‘Vergissing’
Eén antwoord op “IN GESPREK MET HAN PONNEKER – beulen sterven nooit”