IN GESPREK MET HAN PONNEKER – getuigenissen uit een oorlog (1)

Anne Frank is uitgegroeid tot icoon van de Holocaust. Haar dagboek laat de mensen zien wat het betekent om vervolgd te worden om wie je bent, te moeten onderduiken en naar de ondergang te worden gevoerd. Want dát doet je nog altijd bij elke zin huiveren: dat je weet hoe het haar is vergaan ná het laatste woord dat ze schreef.

  • ORADOUR-SUR-GLANE

De camping lag niet ver weg van dit oorlogsmonument. In de volle hitte van die zomerdag liepen we door dit dorp in de Limousin. Verlaten en stil, alleen het eeuwige tsjirpen van de krekels was te horen.

Het dorp werd op 10 juni 1944 verwoest in het bloedbad van Oradour-sur-Glane: een Duitse pantserdivisie overvalt het dorp, drijft de mannen in graanschuren en fusilleert hen, drijft de vrouwen en kinderen in de imposante kerk waar een doos stond met explosieven, en toen ze naar buiten gingen en probeerden te ontsnappen werden de overlevenden dood geschoten, en vervolgens ook de rest van het dorp. 642 mensen worden zo in 3 uur vermoord. (Wikipeda).
Het dorp Oradour-sur-Glane ligt er tot vandaag bij zoals het in juni 1944 door de nazi’s werd achtergelaten, als stille getuige.

//youtu.be/uuhZy-tVFFI


  • SALO MULLER

Holocaust overlevende en in de jaren zestig en zeventig fysiotherapeut van het grote Ajax zag Salo Muller als kind zes jaar zijn ouders voor het laatst, op het podium van de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, van daar gingen ze op transport naar Westerbork en Auschwitz. Zelf werd hij naar de nabijgelegen crèche voor Joodse kinderen gebracht. Van 1942 tot 1946 zat hij op acht onderduikadressen, door heel Nederland. ‘Bij vreemde families, waar ik slaag kreeg. (…) Ze kregen er geld voor, 7 gulden 50 per week. Het verzet pleegde overvallen om die onderduikfamilies te kunnen betalen. Ik zat onder het eczeem omdat ik ’s nachts werd opgesloten in een bedstee waar ik niet uit kon om te plassen of poepen, als laatste mocht ik me wassen in een teil waarvan het water koud en vies was geworden en wanneer ik huilde omdat ik mijn ouders miste, was het echt niet zo dat iemand kwam vragen hoe het met me ging. Begin 1946 stond in Friesland ineens mijn tante voor me, de zus van mijn moeder. Bij dat laatste onderduikadres was meer warmte. In vier jaar had ik geen familie gezien, ik herkende haar vaag. Ik sprak Fries en had nauwelijks contact met mensen. Als er visite kwam, moest ik me verstoppen in het kippenhok. Twee weken later nam ze me mee naar Amsterdam. Toen duidelijk werd dat mijn ouders echt niet terug zouden komen, mocht ik haar mama noemen. Mijn oom werd papa en mijn nicht noemde ik zus.’ (Vrij Nederland, 4 mei 2019).


  • We wandelden over de Drentse hei op een winterse morgen …
SCHULDIG LANDSCHAP – WESTERBORK

Tussen 1942 en 1945 voerde de Duitse bezetter vanuit kamp Westerbork meer dan 100.000 joden weg. Dit kamp werd in 1939 gebouwd als Centraal Vluchtelingenkamp voor uit Duitsland gevluchte Joden. In 1942 werd het een Durchgangslager, een verzamelplaats voor joden uit Nederland. Vanuit kamp Westerbork werden zij, eventueel als Duitse vluchtelingen, 245 Sinti en Roma, en enkele tientallen verzetsstrijders naar vernielingskampen als Auschwitz en Sobidor gedeporteerd. Meer dan 90 keer vertrok zo’n transport; slechts 5.000 gedeporteerden kwamen na de oorlog terug.’ (Uit de flyer van het Herinneringskamp Westerbork)


  • COMMANDANT GEMMEKER

Tweeënhalf jaar had de voormalige Gestapo-medewerker Gemmeker de leiding over die troosteloze plek op de Drentse hei, ingericht als laatste station voor alle Joden die uit de samenleving moesten worden verwijderd. Daar leefde hij als ‘de koning van een klein koninkrijk’, in een luxevilla met een Aga-cooker en vijf slaapkamers, waar hij met zijn maîtresse sliep in het mahoniehouten ameublement dat ze samen in Den Haag hadden uitgezocht. En elke week klonk ’s morgens vroeg over het kampterrein de gil van de stoomfluit, die in de barakken verderop tot grote radeloosheid leidde.

Transporten uit Westerbork op 19 mei 1944. Film gemaakt door Rudolf Breslauer in opdracht van Gemmeker. Bron: Archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Ad van Liempt (2019) Gemmeker commandant van Westerbork. Uitgeverij Balans.


  • SCHULDIG LANDSCHAP

Armando schilderde landschappen waar hij de titel schuldig aan toevoegde. Hij groeide op in de omgeving van het doorgangskamp Amersfoort.  Als middelbare scholier zwierf hij met vrienden door de bossen rond het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort. Dagelijks zag hij gevangenen naar het kamp lopen; politieke gevangenen, onderduikers en later Sovjet-krijgsgevangenen. Het was een walgelijke plek van nazi-terreur, gruwele mishandelingen en moord. De mensen lieten het leven of ze werden doodgeschoten. 

GEEXPOSEERD IN MUSEUM VOORLINDE.

  • EEN VLUCHT
FOTO: TV-WEST

De familie Von Trapp, die model stond voor de musical Sound of Music, ontvluchtten Oostenrijk kort na de Anschluss, de annexatie van Oostenrijk door het Duitsland van Hitler in 1938. Op deze manier wilden zij de dienstplicht van vader Georg en hun oudste zoon ontlopen. Uiteindelijk vonden zij hun toevlucht in Amerika. Het was niet eerder bekend dat zij hun vlucht naar Amerika via Nederland hadden gemaakt. In Warmond kregen de Von Trapps onderdak bij de familie Menten. ‘De families kwamen elkaar tegen tijdens de Salzburger Festspiele en raakten bevriend’, aldus Miep Smitsloo.[1] Volgens de schrijfster heeft de familie Menten er nooit een geheim van gemaakt dat de beroemde Von Trapps bij hen inwoonden. ‘Het kwam gewoon nooit eerder ter sprake.’

(1) De historie van het Tolhuysch en de Haarlemmertrekvaart is in beeld en tekst vastgelegd: ‘Tussen Tol en Trekvaart, 350 jaar het monument, de mensen en het water’. Het boek kreeg veel aandacht van radio, tv, landelijke en regionale pers, juist omdat het onthult dat de familie Von Trapp in 1938 ondergedoken zat aan de overkant van het Tolhuysch.


  • JANUARI 1945

‘Om drie uur in de nacht begint de gong te luiden en na een paar seconden is het hele kamp in rep en roer. Eddy de Wind, een jonge arts, bijna 29, en sinds september 1943 dwangarbeider in Auschwitz vanwege zijn Joodse achtergrond, trekt snel zijn kleren aan en haast zich naar buiten. Het vriest. Het sneeuwt. Uit alle Blocks ziet hij mannen naar de appèlplaats strompelen, de een nog uitgemergelder dan de ander. Hij denkt: het wordt dus toch evacuatie. Hij draait zich om en loopt terug naar de Krankenbau, de ziekenzaal, waar hij te werk is gesteld en houdt zich koest.(…) Om vijf uur in de ochtend ziet hij de eerste groepen gevangenen op pad gaan, bewaakt door SS’ers met machinegeweren. Beschermd door de chaos die is uitgebroken loopt hij naar het Block waar zijn vrouw gevangen zit, Friedel. Zij is 21 en verpleegster. Ze hebben elkaar in 1942 leren kennen in Westerbork. Daar zijn ze getrouwd. In Auschwitz zit ze tussen de vrouwen op wie medische experimenten worden uitgevoerd, door Doktor Mengele en Doktor Clauberg. „Friedel”, fluistert hij bij het openstaande raam. „Friedel, blijf zolang je kunt. Maar Friedel durft niet. „Nee, jongen, dat is veel te gevaarlijk.” Ze denkt dat iedereen die blijft zal worden afgemaakt. „Luister naar me, Friedel.” Een paar uur later wordt ze met geweerkolven het kamp uit geslagen en begint ze met de andere vrouwen uit haar Block aan de dodenmars. Kort daarvoor heeft ze nog een briefje naar Eddy weten te smokkelen: „Wees flink, eenmaal zien we elkaar terug.” En: „Daar komen ze al. Dag mijn ventje.” Eddy de Wind wil zich met een paar kameraden verstoppen onder een enorme stapel vuile kleren in de kelder van de desinfectie, maar dan komt er een betere kans: ze sluipen het kamp uit en vinden een verlaten huisje waar ze zich kunnen verstoppen. Later, als bijna alle Duitsers vertrokken zijn, keren ze terug en belanden ze midden in de plundering. (…) Uit de voorraden neemt hij een schrift mee en daarin begint hij, nog in het kamp, te beschrijven wat hij in anderhalf jaar heeft meegemaakt. „Hoe ver is het naar die wazig blauwe bergen?” Dat zijn de eerste woorden. „Hoe wijd is de vlakte, die zich uitstrekt in het stralend voorjaarszonnelicht?” Een dagmars voor mensen op vrije voeten. Onbereikbaar voor de ongelukkigen achter prikkeldraad en hoge muren, met op elke hoek een wachttoren.


  • MELCHER DE WIND

OKTOBER 2019. Melcher de Wind de tweede van de drie kinderen van Eddy de Wind, in 1961 geboren uit diens tweede huwelijk, en vandaag gaat hij voor de tweede keer naar Auschwitz. Een maand geleden was hij er voor het eerst, met zijn vriendin, om zich voor te bereiden op een week waarin hij met journalisten van over de hele wereld interviewafspraken heeft. Op 27 januari is het 75 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd en hij wil namens de familie Eddy’s diepste wens vervullen: de succesvolle publicatie van  Eindstation Auschwitz, de titel van het schrift. Op de laatste bladzijden schrijft Eddy de Wind dat hij alleen wil blijven leven om de mensen te vertellen wat hij heeft meegemaakt en hen ervan te overtuigen dat dit echt gebeurd is.

Het originele schrift waarin Eddy de Wind ‘Eindstation Auschwitz‘ opschreef.

OVERLEVEN.

‘Daar staat hij dan, tussen de oude mannen, de blinden en gebrekkigen. Wat hun lot is, weet hij nog niet, maar hij voelt aan alles dat hij daar weg moet. Hij grijpt zijn kans als de Lagerarzt – de naam Mengele kent Eddy ook nog niet – wil weten of er artsen onder hen zijn. Hij springt naar voren met drie andere mannen, onder wie een Amsterdamse huisarts. Mengele vraagt aan hem wat voor ziekten er in Westerbork heersen en wendt zich geërgerd af als de huisarts iets over oogziekten begint te mompelen. Op dat moment zegt Eddy (‘Hans’ in het boek): „U bedoelt waarschijnlijk besmettelijke ziekten? Er waren sporadische gevallen van roodvonk, die een onschuldig karakter hadden.”„Was er vlektyfus?”„Nee, geen enkel geval.”Daarop wendt Mengele zich tot zijn adjudant en zegt: „Die zullen we meenemen.”

  • VONDSTEN

De archeoloog IVAR SCHUTTE  [1], die bij de Leidse vestiging van archeologie adviesbureau RAAP werkt, deed jarenlang opgravingen naar kampen uit de Tweede Wereldoorlog. Een van de kampen was het vernietigingskamp Sobibor in Polen, waar 34.000 Nederlandse Joden vermoord werden.  Sobibór was net als Belzec en Treblinka een zogeheten Aktion Reinhard-kamp. Ze verschilden van andere kampen omdat deze drie puur waren ingericht voor vernietiging. Je kwam hier alleen om vermoord te worden, meestal op de dag van aankomst. Schute sprak Philip Bialowitz op de fundering van de gaskamers van Sobibór’ ‘Philip Bialowitz kwam als dertienjarige in het kamp Sobidor terecht en heeft het als een van de weinigen overleefd. Als Joodse jongen woonde hij in het getto van het Poolse stadje Izbica. Zijn verhaal is ongelooflijk, hij heeft zeker twintig keer de dood in de ogen gekeken. Zo stond Bialowitz op de begraafplaats van Izbica voor een vuurpeloton. Hij is toen ontsnapt aan zijn eigen executie, door zich op de grond te laten vallen terwijl hij niet geraakt was.‘ Schutte pakt de plattegrond van het kamp Sobibór erbij. ‘Het was een soort lopende band.’ Hij wijst de spoorbaan aan. ‘Daar kwamen de transporten binnen.’ Zijn pen schuift op de kaart iets naar rechts. ‘Hier werden alle spullen ingenomen. Vervolgens werden de mensen naakt de Himmelfahrtstrasse ingejaagd. Dit zijn de gaskamers, daar werden ze vermoord. Het Joodse Sondernkommando, dat waren dwangarbeiders, zorgde voor de verwerking van de lijken.’ De pen blijft rusten bij een terrein dat ongeveer zo groot is als een voetbalveld. ‘Daar werden de lichamen verbrand en in massagraven gedumpt.’ Schutte toont ook een afbeelding van de fundamenten van de acht gaskamers. ‘Hierachter is nog een ruimte. Daar stonden de machines die voor de koolmonoxide zorgden.’ De slachtoffers werden gedood met de uitlaatgassen en niet met het gifgas Zyklon B. ‘De lichamen werden naar buiten gebracht, waar de gouden vullingen uit de monden werden gehaald. Volgens getuigen werden die in volle emmers door het kamp gedragen. We vinden ze nog – samen met gebroken tanden en kiezen, omdat het verwijderen snel en met het nodige geweld gepaard ging.’

  • MAX MOSZKOWICZ

Toch was er een onderwerp waar zelfs de welsprekende Max Moszkowicz bij voorkeur over zweeg. „Max praatte met mij bijna niet over de oorlog”, zegt Bertha Bessems, met wie hij in 1948 in de kerk van de Limburgse plaats Amby trouwde. „Hij wilde er niet over praten”, vertelt rabbijn Jakob Friedrich in Antwerpen, vriend en geestelijk raadsman van Moszkowicz. Geconfronteerd met het drama van de oorlog was het altijd alsof zijn keel werd dichtgeknepen. De Holocaust viel volgens hem niet uit te leggen en kan niet worden begrepen. gruwelijkste periode uit het leven van Max Moszkowicz begint op 24 augustus 1942. Zeshonderd Limburgse joden ontvangen die maandagochtend een door de politie aan huis bezorgde ‘oproeping’ van SS-Hauptsturmführer Karl Wörlein van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung te Amsterdam. Zij moeten zich de volgende dag om 16.00 uur verzamelen bij een schoolgebouw achter het centraal station van Maastricht voor „deelname aan werkverruiming in Duitschland”. Ze mogen één koffer of rugzak per persoon meenemen. Op dinsdag 25 augustus, tegen middernacht, worden de Limburgse joden per trein afgevoerd naar Drenthe. Een kleine maand later, op maandag 21 september 1942, wordt Max Moszkowicz met zijn familieleden vanuit kamp Westerbork per trein verder naar Polen gedeporteerd. Het is een van de 93 treinen die vanuit deze plaats naar de vernietigingskampen in Auschwitz, Sobibor, Theresienstadt, Bergen-Belsen, Buchenwald en Ravensbrück zullen vertrekken.  In de trein is de dan vijftienjarige Max Sanitäter, zo blijkt uit de indelingslijst van het transport die in de archieven van het Nederlandse Rode Kruis bewaard is gebleven. Met een verbandtrommel en een emmer water wordt hij geacht onderweg te zorgen voor goede hygiënische omstandigheden. Het personentransport telt 713 gevangenen. Van hen zal alleen Max Moszkowicz, na 954 dagen gevangenschap, levend terugkeren. Na de meidagen van 1945 houdt de oorlog niet op voor Max Moszkowicz. Eenmaal terug in Limburg worstelt hij met de vraag hoe het mogelijk is dat God de oorlogsterreur heeft toegelaten en waarom uitgerekend hij, als enige van zijn familie, de verschrikkingen overleefde. [1]

[1] https://www.nrc.nl/search/?author_filter=Marcel%20Haenen&sort=published_at

  • DAGBOEKFRAGMENT

“Alweer een heele reeks maatregelen tegen de Joden. Uit welk vreeselijk brein ontspruiten toch die satanische denkbeelden!! Ze mogen nu nergens meer komen, niet in treinen, trammen of winkels. Ik vraag mij af, hoe kan iemand rustig leven, als hij een medemensch zooveel leed berokkent? En dan te denken, dat hier zooveel Nederlanders ook aan meedoen, dat is het ergste! Ik schaam mij voor mijn landgenooten!! Is er dan voor geld alles te koop, ook hun laatste restje eer?? Het is alles troosteloos vandaag, laat ik maar eindigen.” [1]

[1] Dagboekfragment van een vrouw uit Den Haag, 30 JUNI 1942 – Bron: NIOD

IN GEPREK MET HAN – GETUIGENISSEN UIT EEN OORLOG (12)

  • OVERLEEFD

Jules Schelvis was getuige geweest van de ontruiming van het getto van Radom in Polen. Hij had Sobibor én Auschwitz/Birkenau overleefd en wierp zich na zijn pensionering in de jaren 80 op de bestudering van vernietigingskamp Sobibor. Hij trad als overlevende naar buiten met zijn kennis en zijn getuigenis. Hij gaf colleges, sprak voor schoolklassen, ging mee op reis naar concentratiekampen. Hij stierf een maand geleden, 95 jaar oud. Met zijn dood verstomde een van de prominente stemmen uit de jodenvervolging.

Johannes Houwink ten Cate, hoogleraar holocaust- en genocidestudies, gaf eens college samen met Jules Schelvis. Hij vertelde zijn studenten over de film Schindler’s List, waar een scène over de ontruiming van het Joods getto van Warschau in voorkomt. De film laat het een kwartier lang zien – ‘best lang voor een film’, zegt Houwink ten Cate tegen de studenten. In de pauze komt Jules bij hem staan en zegt met een uitgestreken gezicht: ‘Weet je Johannes, in het echt duurde het nóg langer.’ Met deze anekdote wil Houwink ten Cate zeggen, dat zulke getuigenissen een unieke betekenis hebben. Voor de geschiedschrijving, die zij nuanceren. En voor de herdenking, die zij met hun persoonlijke verhaal kracht bijzetten.

  • ONSCHULDIG

“Ik ben onschuldig, ik ben voor God en de mensen onschuldig, ik heb alleen tegen de Polen en Bolsjewisten willen vechten, ik ben het slachtoffer van een samenzwering, van de haat en getuigen, iedereen is tegen mij, men verwart mij met een ander, de wereld moest eens weten wat ons hier is aangedaan, ook wij zijn slachtoffers van Hittler …”   aldus een getuige in het Auschwitz-proces in Frankfurt am Maindat de geschiedenis is ingegaan als het grootste Duitse strafproces.

Hans Jacobs & Bert Stoop Het Auswitz-proces. Amsterdam: De Arbeiderspers.


EVA KOR

Holocaust Twin Experiments


‘Wat waren er veel mensen in die Führerbunker, tijdens de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog! De adjudant, de kamerdienaar, de secretaresse, de eerste piloot van Hitler, de tweede piloot, de telefonist, en talloze nazi’s van hoog tot laag. Wat een drukte – dat is één van de gedachten die opkomen bij het lezen van Zwanenzang 1945 van Walter Kempowski. En veel aanwezigen moeten zich bewust zijn geweest van de historische waarde van hun herinneringen, want ze schreven of vertelden er later volop over. Sommige herinneringen zijn zo gedetailleerd dat de geschiedenis gruwelijk dichtbij komt. Neem die van Hitlers secretaresse Traudl Junge, die zou zeggen: ‘Als ik er nu aan terugdenk hoe we het met een alles vermurwende precisie altijd en overal over niets anders hadden dan over de beste methode om te sterven, begrijp ik niet dat ik nog leef.’ Luitenant-ter-zee Franz Kuhlmann vliegt op 25 april 1945 van Stralsund naar Berlijn, dat zwaar onder vuur ligt, en ziet vanuit de lucht ‘een afschuwelijk beeld met apocalyptische trekken’. Hij wordt in de bunker ontboden om verslag uit te brengen. ‘Terwijl Goebbels zijn vragen op me afvuurde, had ik aan de andere kant van de zaal in een deur die toegang gaf tot het aangrenzende vertrek een oude man in burger zien staan en ik schrok enorm toen ik merkte dat het Hitler zelf was. Ik bracht rapport uit, Hitler stak me de hand toe en het eerste wat hij zei was: ‘U bent hier in de hel terechtgekomen!’

Eén antwoord op “IN GESPREK MET HAN PONNEKER – getuigenissen uit een oorlog (1)”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *