GEBIEDSONTWIKKELING – mijn mijnlandschap

‘De eerste stap van de liquidatie van een volk is hun herinnering uit te wissen. Vernietig hun boeken, hun cultuur, hun geschiedenis. Dan laat je iemand nieuwe boeken schrijven, een nieuwe cultuur fabriceren, en een nieuwe geschiedenis verzinnen. Weldra zal de natie beginnen te vergeten wie het is en wie het was.’ Uit het boek ‘Van de lach en de vergetelheid’ van schrijver Milan Kundera:

De mijn is dicht 
en Sjeng heeft ‘sjiech’ (einde werktijd) 
de duivel hoorde zijn laatste biecht 
Ajuus, pastoor, dag kolenboer 
ik ga nu op de boemeltoer
De eierkolen zijn failliet 
Sjeng verpatst de anthraciet 
het kolenslik en nootjes vier 
stookt Sjeng nu op in potjes bier

Zorgvuldig is het mijnerfgoed na de sluiting van de laatste mijnen in de jaren zeventig, weggepoetst uit het Limburgse landschap. Twee mijnschachten zijn er nog over: die in Heerlen en nog een in Kerkrade. De tunnels zijn volgepompt met water, de fabrieken en opslagplaatsen zijn afgebroken, de schoorstenen neergehaald en de steenbergen afgevlakt. Verspreid over Limburg, opgegaan in woonwijken, getuigen alleen nog de zogenoemde koloniën, de mijnwerkerswijken, van de hoogtijdagen van de mijnbouw. Het was in die tijd in Nederland een gebruikelijke strategie. Als gevolg hiervan verdween de industrie bedrijvigheid grotendeels uit de landschappen in Nederland.  Deze werd afgebroken om ruimte te maken voor nieuwe bestemmingen. Zo anders dan net over de grens, waar het industrieel erfgoed tot op de dag van nu nog welig bloeit. Zie mijn blog hierover,

Wij gaven in een ontwerpschets suggesties om het nog aanwezige cultuurgoed van de mijnstreek zoals de harmonie, de schuttersvereniging en het carnaval de ruimte te geven in een leeg gekomen kerk.

In mijn schoolschriftje had ik een doorsneetekening gemaakt van een mijn, van de kolenlagen en de schachten. Nagetekend van de tekeningen die bewaard waren gebleven in het klooster van Rolduc en opgeprikt waren in de klas. De paters van dat klooster waren de voorlopers van de moderne mijnbouw, zo werd benadrukt in onze katholiek georiënteerde aardrijkskundeles. Een oom woonde in Heerlen – Treebeek, zo’n typische mijnwerkerswijk. We logeerden daar wel in de zomervakanties. Opvallend was de diepe achtertuin, daar werden groenten verbouwd, slechts een klein strookje werd vrijgehouden voor wat bloemen. In de kelder stond een grote zinken ketel met pijlglas en op de planken de vele weckflessen met groenten. De boontjes herkende ik nog wel van onze groenteboer. Indringend was de geur die daar in de buitenlucht hing. Deed me denken toen onze straat in Den Haag geasfalteerd werd. Een lekkere lucht. Oom Joop werkte bovengronds, hij was in onze ogen daarom niet zo’n held. Op een zaterdagmiddag mochten we eens bij hem op kantoor een film zien, wat zich daar onder de grond afspeelde. Hij leerde ons meezingen met Harry Bordon, die ik nog altijd uit mijn hoofd kan meezingen. ‘Wie sjoen us Limburg is/ Begrip toch nemes/Allein de zuderling/Dee Limburg leef is/Want door de jaore heen/Blijf Limburg onbetwis/Dat sjtökske Nederland Dat ’t sjoenste is.’


2 antwoorden op “GEBIEDSONTWIKKELING – mijn mijnlandschap”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *