LOGBOEK – week 37 – 2020

  • THUIS OP ZUID

Henk Blanken. De Correspondent, 2 augustus 2020.

‘Dementie gaat mij niet inhalen’, zegt Hugo Borst stellig in Thuis op Zuid, de vierdelige documentaireserie over dementie, waarvan het eerste deel op 2 augustus 2020 op NPO2 is uitgezonden, die hij samen met Adelheid Roosen maakte in Rotterdam-Zuid. Daarin portretteren ze 11 mensen.

Als Hugo Borst zijn kont niet meer kan afvegen, mag van hem het leven voorbij zijn. Hij heeft lang genoeg in verpleeghuizen rondgelopen om te weten dat hij ‘dáár niet terecht wil komen, met alle respect hoor, voor de mensen die er werken.’ Op het eerste oog willen we allemaal niet euthanasie, ‘een goede dood’, die dat voorkomt? Niemand belandt graag in een verpleeghuis, verward en incontinent, een bange schim van wie hij of zij was. Echter: nog geen tweehonderd van de 15.000 ouderen die jaarlijks aan dementie overlijden, ontsnappen aan dat lot door ‘te vroeg’ om euthanasie te vragen. Ofwel: de kwestie is nog steeds niet opgelost. ‘Door de coronacrisis is de aandacht van de politiek én het grote publiek voor ethische vraagstukken even op een laag pitje gezet. We hebben geen tijd voor de dood. De funeste gevolgen van het coronavirus voor de economie vragen om een sterke staat en om stevig, directief leiderschap. Eerst de economie redden – daarna zien we wel weer hoe we verder moeten met progressief-liberale wensen voor een zacht en menswaardig sterven.’

  • VOETEN

Elfie Tromp, Tinny Letter, 2 augustus 2020

‘Er is iets aan voeten van een bepaalde leeftijd dat eerlijker is dan wij ooit kunnen zijn. Gezichten kunnen we plooien, masseren, maskeren met baarden en make-up, Lijven kunnen we trainen en verhullen in kledingsilhouetten, maar voeten zetten zich naar de rest van ons lijf. We hebben er weinig over te zeggen. Ik vind ze eindeloos vertederend, in al hun onvolmaaktheid. Ik zag eens mijn oma’s voeten en herkende mijn toekomst erin. Het cashewnotige kleine teentje, de knokige hallux valgus, het brede midden en de beaderde enkels. Daar stond mijn voorland in zijn talloze bottigheid onder het dunne velletje. Kleine koninkrijken die ons moeten dienen. Ze was uitgegleden in de badkamer en had een lelijke hoofdwond toen, herinner ik me. Ze stond wat te wankelen op die lieve voetjes die ook maar grip zoeken.’ 

  • DAGBLADFOTO’S

Sheila Sitalsing. Volkskrant, 3 september 2020.

‘Een verschil tussen de journalistiek en de roddelbusiness is dat de eerste wil informeren en de tweede wil amuseren. Daarom pelt de een beweringen af en checkt de zaken stuk, wat men soms verwart met gezanik en humorloosheid. En daarom is de ander bedreven in lekkere verhalen die scheren langs de waarheid, of die waar hadden kunnen zijn. Waar de genres elkaar ontmoeten, wordt het trappelen in drijfzand. De roddelfotograaf heeft iets opgepikt dat ook in de echte wereld nieuwswaardig is – een minister van anderhalvemeterhandhaving die op zijn bruiloft zijn gasten binnen een straal van anderhalve meter om zich heen verzamelde bijvoorbeeld – en journalistiek en politiek moeten zich tot de bron zien te verhouden. (…) Defoto’s waren ‘opgedoken’ schreven serieuze media, alsof ze toevallig waren gevonden op oma’s zolder en niet zorgvuldig gedoseerd in tranches verkocht. Op radio 538 legde De Kok aan dj Frank Dane uit hoe dat werkt. ‘Als ik ze allemaal in één keer eruit gooi, verdien ik maar één keer wat.’ Dus het is ook gewoon geld verdienen? ‘Ja, precies dat. De mooiste foto’s zullen in de Telegraaf en de Privé komen. Er komen nog een paar aan.’ Wat schuift zo’n foto? ‘Ja dat weet ik niet hoor – haha.’

  • CARNISSE

Harriet Duurvoort. Volkskrant, 3 september 2020

‘Toen ik vorige week zaterdag op mijn zonnige balkon de krant opsloeg, verslikte ik mij even in mijn koffie. Want daar stond burgemeester Aboutaleb, zowat voor mijn deur, onder de kop: ‘De slechtste buurt van Rotterdam’. Het is nooit leuk om een stereotype te zijn. Niet op grond van je afkomst of kleur, en ook niet op grond van je buurt. (…) Het mozaïek van deze buurt is samengestroomd. We zijn eindeloos divers. Komen uit alle uithoeken van de wereld en alle migratiegolven van de afgelopen vijftig jaar zijn vertegenwoordigd. Huurders en huiseigenaren. Van Leefbaar tot GroenLinks, van moslim tot evangelisch, katholiek, atheïst, boeddhist. Van kunstenaar en ambtenaar tot paprikaplukker, van bejaarde tot hangjongere. Van analfabeet tot de buuf die hoogleraar feministische filosofie is (en beschaamd fluistert geschokt te zijn van haar eigen geïnternaliseerde seksisme, omdat ze dacht dat een stadsmarinier een breedgeschouderde man was, in plaats van een vrouwelijke topambtenaar). (…) We zijn totaal verschillend. Problemen en tegenstellingen zat, en toch vechten mensen elkaar in de slechtste buurt van Rotterdam minder de tent uit dan op een gemiddelde dag op sociale media. We zijn opvallend eensgezind, willen gewoon dat het beter wordt.’ 

  • ‘DON’T BE A DICK’.

Maxim Februari tipte me in haar Column in de NRC (7 september) over de tentoonstelling van de Amerikaanse fotografe Susan Barnett. in het Valkenhof in Nijmegen. Ze fotografeert mensen die een T-shirt dragen met een uitgesproken slogan op de rug; ‘ik liep de zaal binnen en zag als eerste een man met op zijn rug de aansporing ‘Don’t be a dick’. Goed. Nuttig. Als iedereen zich dat advies ter harte zou nemen, zou de wereld een betere plaats zijn. (…) ‘Op de tentoonstelling van Susan Barnett draagt een van de gefotografeerden een T-shirt met de tekst ‘I don’t give a fuck’. Fijn, heel verhelderend. De slogans ‘I don’t give a fuck’ en ‘Don’t be a dick’: dat zijn de twee polen waartussen de mensheid zich eeuwig beweegt.’

SUZAN BARNETT

Ik kom te weten dat Barnetts fascinatie voor T-shirts is interessant. Het als ondergoed bedoelde kledingstuk uit 1898 wordt begin jaren veertig voor het eerste zichtbaar gedragen door arbeiders en razend populair als filmacteurs als Marlon Brando en James Dean zich ermee afficheren. Deze enfants terribles van het zwarte doek geven het t-shirt een betekenis van opstand en rebellie mee. In de jaren zestig tot tachtig wordt het, voorzien van teksten en leuzen, een spreekbuis in de Vietnamoorlog, de studentenopstanden, de tweede feministische golf, de homo-emancipatie en van subculturen als punk. Barnetts interesse voor dit protesterende kledingstuk begint wanneer ze in de jaren zestig anti-Vietnam posters en shirts bedrukt met slogans als ‘Hell No! We Won’t Go’. Haar fotoproject start zij echter pas in 2009, als de wereldeconomie in een vrije val raakt en Obama Amerika hoop voorhoudt. Het T-shirt, dat dwars door alle lagen van de samenleving wordt gedragen: jong en oud, arm en rijk, links en rechts is tot op de dag van vandaag een ijzersterke boodschapper. De spreuken en illustraties die Barnett weet vast te leggen onthullen de subgroep, de idealen of zelfs de identiteit van de drager.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *