ALMA MATER (7)

STORING 

In het tweede studiejaar in Leiden vormden we een studiegroep en noemden ons Storing. We bediscussieerden auteurs als Ronald Laing’s ‘Het verdeelde zelf’; ‘Het zelf en de anderen’ en David Cooper ‘The Death of te Family’. Auteurs die de kerngedachten van de psychiatrie ter discussie stelden, waarin geestesziekten primair als een biologisch verschijnsel beschouwd werden zonder enige maatschappelijke, intellectuele of politieke betekenis. Laing’s ideeën zijn te herleiden tot Marx en Sartre, ook literatuur dat door mij gelezen werd, waarbij maatschappelijke verbanden de mensheid tegen hun zin ketent en het individu zijn vrijheid ontneemt.

  • INTERMEZZO – HET IS DE SCHULD VAN HET KAPITAAL

‘Wie is van Hout’ van Jan Foudraine en ‘One flew over the Cuckoo’s nest‘ lagen op de werktafel op mijn studentenkamer. Het laatste boek werd later verfilmd. De Tsjechische regisseur Milos Forman wilde meer maken dan een anti-psychiatrisch manifest. “Voor mij is het een film over de maatschappij waarin ik twintig jaar leefde.‘ De psychiatrische inrichting stond voor hem als een samenleving waar iedereen zoet gehouden wordt en waar rebellen hardhandig buiten werking worden gesteld. In dit totalitaire regime zijn de patiënten onmondige wezens die braaf in de rij gaan staan om de pillen in ontvangst te nemen. De opstandige McMurphy (Jack Nicolson) wordt uiteindelijk zelf slachtoffer van het systeem, dat op brute wijze in stand wordt gehouden door Nurse Ratched (Oscar beste actrice voor Louise Fletcher).

Favoriet statement in die tijd: het systeem deugt niet! Er werd mee bedoeld dat alle kwaad in de wereld voortkomt uit het kapitalisme. Dat uitbuitstelsel maakt van mensen loonslaven en willoze consumenten. Wie dat niet wil worden, heeft een groot probleem, want in het kapitalisme moet iedereen een aangepast radertje zijn. Instituties als scholen kwijten zich van die taak. De enkeling die door de mazen van het systeem glipt, wordt hardhandig tot modelburger gemaakt. Hij krijgt bijvoorbeeld het label ‘gek’ opgeplakt. De psychiatrische inrichtingen zitten vol met zulke mensen, die de ‘misdaad’ hebben begaan onaangepast te zijn. Het is de omgekeerde wereld: niet zij zijn gek, maar de repressieve kapitalistische maatschappij deugt niet. Deze opvatting werd eind jaren zestig populair onder de noemer antipsychiatrie.
One flew over the cuckoo’s nest stond midden in deze stroming: niet de patiënten zijn gestoord, maar de tirannieke hoofdzuster. Zij staat symbool voor de onverdraagzame maatschappij, die niet kan omgaan met individualiteit en afwijkend gedrag. De boel komt op scherp te staan als Jack Nicholson als vrolijke vrijbuiter in de inrichting belandt. Hij gaat de strijd aan met de hoofdzuster. Dat de patiënten niets mankeren, blijkt als Nicholson tijdens een uitje er met hen vandoor gaat. Als hij een vissersboot steelt, leidt dat tot veel lol aan boord. Als hij later drank en hoeren de inrichting in smokkelt, mondt dat uit in een uitbundig nachtelijk feest. De scenes onderstrepen dat de patiënten gewone mensen met normale verlangens zijn. Het is de inrichting die hen van hun persoonlijkheid berooft. En die uiteindelijk ieder individu verplettert. Zelfs Nicholson verliest de strijd en eindigt na een elektroshock als een zombie.

  • ALTERNATIEF HELPEN 

Het was 1973 en om de vele vrije uren tussen de studiemomenten te vullen, had ik me aangemeld bij Release Leiden. Releases, JAC’s en Sosjale Joenits, waren toen verbanden van waaruit alternatieve hulpverlening was opgezet. “Alternatieve hulpverlening gaat vrijwel altijd gepaard met een kritische houding ten aanzien van de samenleving. Deze hulpverleningsvormen komen namelijk voort uit bewegingen die zijn ontstaan als reactie op de geïnstitutionaliseerde hulpverlening en als uiting van een andere levensstijl. Trefwoorden zijn dan ook engagement, solidariteit en sociale actie. (…) Het idee is dat het ontstaan van de meeste nood voortkomt uit de bestaande maatschappelijke structuur” (Hilte, 1994, pp.92).[1]

  • VAN DE BOEKENPLANK

In mijn boekenkast vind ik tussen een stapeltje met oude werkstukken uit mijn studie een werkstuk van Storing. Daarin staat te lezen dat we met 35 werkers van 13 hulpverleningsinstellingen uit de regio Leiden spraken over visie, probleemdefinities, functie van het werk, behandeling en knelpunten. We ordenden de resultaten van die gesprekken in drie type werkers. We rapporteerden en stelden in het nawoord: “Zoals u hebt gezien is het verslag wat de lengte betreft min of meer uit de hand gelopen. Wij willen het project voortzetten en zouden het erg leuk vinden om een soort vaste werkgroep over het maatschappelijk werk mee te helpen oprichten”. Natuurlijk hadden we om richting voor de discussie punten geformuleerd, zoals: ‘hoe is het gemeentebeleid te beïnvloeden?’  en ‘hoe kan een sociaal veranderingsproces op gang worden gebracht?’ 

  • REUNIE

We hadden na zo’n 40 jaar een reünie van ons studiegroepje Storing. Hiervoor hadden we afgesproken op een zondagmiddag in het restaurant ‘Voor af en toe’ in Leiden. Op de afgesproken tijd druppelden een ieder binnen en ik schatte in ‘van dat moet Kees wel zijn.’ Ik denk dat ik hem op straat voorbij was gegaan, zonder herkenning en omgekeerd waarschijnlijk ook. Maar wat gebeurde er? Na een kwartiertje ‘verbleekte’ zijn grijze haar, verdwenen de rimpels, verdween het zicht op zijn verouderde en stramme verschijning. Het beeld van onze groep van zo’n 40 jaar geleden, schoof als het ware over dit tafereel van begroeting heen. Ieder in de groep had weer zijn rol aangenomen. Stemmen klonken vertrouwd, kenmerkende bezorgdheid bij de een, een ander had het hoogste woord en was alweer voor een volgende ontmoeting aan het regelen. Daar waren de verhalen van een leven lang. Verhalen van succes, van verdriet, ieder had in de tijd zijn tekenen opgelopen, maar was in de kern nog steeds de oude. Ik wist weer waarom we elkaar toen hadden gevonden, we deelden lief en leed in onze groei naar een toekomst en het klikte opnieuw.

“Van de Storing periode herinner ik me nog de bevlogenheid. We zouden de gezondheidszorg gaan veranderen. Naïef maar wel integer”, zoals Kees ons vooraf aan deze reünie mailde. Die bevlogenheid deelden we met elkaar, maar ook dat wij een nieuwe levensfase betraden: “Ook ik kijk met plezier terug op de Storing periode. Ik kwam uit een eenvoudig milieu (mijn vader was timmerman, later huismeester) en ik vond de wereld in Leiden vanaf het begin heel inspirerend. Nieuwe boeken lezen, nieuwe mensen leren kennen, discussies voeren; er ging een wereld voor me open. En dan nog eens sociologie studeren, een ontregelende studie waar vanaf het eerste jaar kanttekeningen werden geplaatst bij je zekerheden. Waarom was je al dan niet betrokken bij een kerk, waarom was je niet maatschappelijk geëngageerd, etc.”. 

Hanne: “Storing en het SIL gaven mij achteraf een belangrijk perspectief mee: je kunt, waar je dat in je omgeving nodig vindt, veranderingen tot stand brengen! Dat optimistisch ‘geloof’ draag ik al decennia met me mee. Verder spoorde de opleiding aan tot kritisch denken. Dat is nooit meer over gegaan!” Ze vult aan door te noemen dat in haar boekenkast al jaren een bleekrode, dikke bundel staat. Het is het gestencilde verslag van Storing: projektgroep over de geestelijke gezondheidszorg in de geestelijk storende maatschappij. Relikwie, zoals Hanne dat noemt, van de sociologieopleiding aan het Sociologisch Instituut Leiden (het SIL). Het staat vol met prachtige zinnen, alinea’s en verslagen van discussies die tezamen een helder tijdsbeeld geven. Zo besluiten we blijkens het verslag in maart 1973: “…dat we vrijheid in de emancipatoriese zin zullen opvatten, nl. als de mogelijkheid tot optimale ontplooiing, waarvoor noodzakelijk is dat men zich bewust wordt dat de huidige maatschappelijke omstandigheden beperkend werken en veranderd moeten worden”


[1] Paul Hilte (1994) ‘Wie is van steen’ In: Sjors Gerretsen & Ton Schrama (red.). Hulp in nood. Utrecht: Uitgeverij SWP.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *