IN GESPREK MET HAN PONNEKER – jodendom

Deze blog is een uitsnede en bewerking van het essay ‘Met Jezus en Judas zou ik best een biertje willen drinken’. Han Ponneker, Augustus 2006. Het staat voor Han als een paal boven water dat de besneden Jood Jezus van Nazareth helaas en volstrekt buiten zijn goede bedoelingen de oorzaak en aanleiding is van de latere en tot op heden voortlevende Jodenhaat.

Beste Ton,

Voordat je Jezus ter hand neemt en daaraan je opvattingen verbindt, zou ik je graag nog wat actuele informatie willen verschaffen. Die informatie zal je wellicht verbazen, want, zoals Heine al dichtte: ‘… Die im Dunklen sieht mann nicht.’ De kranten schrijven er niet of nauwelijks over: het is namelijk geen nieuws. In menig opzicht dus: geen nieuws. Deze bijvoorbeeld:

– De Post-NL werknemer die verantwoordelijk is voor de toevoeging FUCKJEWS op een track-en trace code van een pakket dat naar Israël is verstuurd, is ontslagen.

– ‘Stem niet op een jood, Jack Straw is een jood’, schalde  de luidspreker in het Urdu (de taal van Pakistan) door de straten van de Noord-Engelse stad Blacburn.

-Het aantal persoonlijke en bekende openbare uitlatingen van Jodenhaat is met 35%  toegenomen.

-Op sociale media verdubbelde het aantal gemelde uitlatingen van  26 naar 50.-Grote antisemitische en onstuitbare epidemie in New York, een hausse van incidenten, voornamelijk gepleegd door zwarte daders.

-Voor de zoveelste keer is een bom gelegd voor de deur van een bekend joods Amsterdams restaurant.

-Voor de zoveelste keer zijn de ramen ingegooid van een ander joods restaurant, ook in Amsterdam.

-Kinderen met een Jodenster op het Haagse Maalieveld tijdens een protestactie tegen Israël.-Het aantal joden op de wereld maakt 02% van de gehele wereldbevolking uit: vanwaar toch die angstige haat voor die paar joden?Weet Ton, dat dat ik het somtijds wel aardig vind, die haat; en jij mag invullen  wat de reden daarvan is.


  • DE JOOD JESUS

“Hij moet een opvallende Jood zijn geweest, in het bezit van die typische Joodse geaardheden, als vrijheidslievend, opstandig, onafhankelijk, zelfbewust, luidruchtig en redzaam. Jesus was een gelovige Jood, een gewoon mens en dus behept met ook minder aardige menselijke eigenschappen van dien. Niettemin valt te betwijfelen of hij echt zo bovenmatig zelfbewust en vooral arrogant was door te verkondigen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Die woorden zijn hem om ideologische redenen in de mond gelegd. Erg serieus moet hij wel zijn geweest want ik weet zo gauw niet waar geschreven staat dat hij zong of danste.

Wat men van hem zegt te weten is jaren later na mondelinge overleveringen onder anderen door de evangelisten opgeschreven. We mogen niettemin aannemen dat Jezus een man was met een charisma, een straatprediker die met zijn leer van liefde, vrede en rechtvaardigheid hoop in de harten van gekwelde mensen bracht, als een balsem tegen de mede door de bezetter veroorzaakte dagelijkse ellende. Daarbij riep Jesus zichzelf uit als de ooit door Mozes beloofde Messias. Dat behalve de apostelen ook veel andere Joden en heidenen voor zijn opvallende gedachtengoed kozen maakte voor de Romeinen geen enkel verschil, want de Romeinen beschouwden alle ontevredenen, straatpredikers en dat soort volk als oproerkraaiers, als opstandigen, als terroristen die de stabiliteit van het Romeinse gezag in gevaar brachten en deswege aan het hout werden genageld. Maar voor de aan hun eigen religie gebleven Joden maakte het echter wel degelijk verschil: Jezus was in hun ogen een afvallige Jood geworden. die als toppunt van arrogantie en brutaliteit zichzelf als de verwachte Messias had uitgeroepen, en daarmee maakte dat Joodse jongmens zich in Joodse ogen schuldig aan een onbeschrijfelijke vorm van Godslastering. Dat hetzelfde volk evenwel in het Sanhedrin bij Kajafas en de zijnen, bij Pontius Pilatus zijn dood zou hebben bepleit, moet in het licht van de werkelijkheid, dier dagen als een sprookje worden beschouwd. Voor dit soort eenvoudige zaken – alleen bandieten, slaven en opstandelingen werden met de smadelijke kruisdood geëxecuteerd – verscheen de Stadhouder van Rome, een schavuit van de eerste orde, niet op het bordes van zijn paleis, dat liet hij over aan lagere ambtenaren. Overigens heeft Jezus zich volgens het tweede testament nooit rechtstreeks tegen de Romeinse bezetter gekeerd: hij keek wel uit!

De tirannieke Pontius Pilatus verdient hier enige aandacht. Als landvoogd was hij een van de wreedste plaatsvervangers uit een lange reeks hardhandige Romeinse stadhouders en opperbevelhebbers; in alle bronnen wordt hij uitgebeeld als een wreed en corrupt mens. Hij had als heiden weinig op met de Joden en hun godsdienstige gebruiken, zoals hun geloof in slechts een God, hij ontwijdde hun tempel, en dagelijks werden onder zijn bewind doodvonnissen ten uitvoer gebracht. Zelfs zo bond maakte hij het dat Keizer Tiberius hem tenslotte van zijn functie onthief. Het is niet aan te nemen dat een dergelijk figuur medelijden moet hebben gehad met die ene opstandeling, een uit duizenden, de naive Jezus, en dan in die mate dat hij hem zelfs van schuld wilde vrijpleiten en als dramatisch gebaar in het openbaar zijn handen in onschuld zou hebben willen wassen. Bij een schurk als Pilatus is een dergelijke knieval ondenkbaar, maar het verhaal wordt nog dwazer in de wetenschap dat deze vrijwassing een Joodse gewoonte was, zoals blijkt uit Davids 26e psalm, vers 6: ‘Ik was mijn handen als teken van onschuld, en ik ga rondom Uw altaar, Heer.’ Wonderlijker kan het niet: een onmenselijke Romeins landvoogd, die juist voor een van de honderden moorden die hij op zijn geweten heeft, onschuld betuigd op een Joodse manier, en daarbij in het aangezicht van zijn vele Romeinse goden een Joods psalmvers citeert. De vraag waarom Mattheus of zijn biografen in deze fabel wel Kajafas ter sprake hebben gebracht, maar het Joodse procesrecht hebben vermeden, behoeft nauwelijks te worden toegelicht. Destijds schreef het Joodse procesrecht namelijk voor dat er voor een halsmisdrijf, en daar ging het om, tenminste 23 mannen bijeen moesten zijn en zeker niet alleen Kajafas met enkele priesters in het Sanhedrin. Waarom dit bakerpraatje tientallen jaren later is genoteerd, laat zich raden: met dit verdichtsel in de hand kom om machtspolitieke redenen de schuld aan Jezus’ dood door de Joden en hun kind-kinds-kinderen worden gelegd.

Tot op heden vormt die geschiedsvervalsing de basis van de Christelijke anti-judaistische traditie, niet alleen in de Matheus Passion als de door mij zeer gewaardeerde en vooral ontroerende muziek of de Passiespelen als platvloers volksvermaak, maar ook voor Maarten Luther die op het Johannes-evangelie zijn vreselijke antisemitisme baseerde. Hoe verwarrend is dit alles als we uit het tweede testament mogen concluderen dat het juist Gods bedoeling moet zijn geweest om Zijn Zoon door mensen te laten executeren teneinde met diens lijden op voorhand onze zonden weg te nemen. Niettemin is hiermee de weg vrijgemaakt om niet alleen de Joden uit die tijd, maar alle Joden en Jodenkinderen die ooit daarna nog geboren zouden worden, schuldig te verklaren aan Jesus’ dood. Een weerzinwekkende redenering die in ieder geval niet door een normaal mens kan zijn bedacht, om nog maar te zwijgen over het gebrek aan door diezelfde Jesus gepredikte Christelijke vergevingsgezindheid.

Het tweede memorandum, het Nieuwe Testament, verkondigd de stelling dat Joden ‘ongehoorzaam’ zijn geweest – aan wie?- en verklaart ze tot ‘afvalligen – van wat afvallig? – en derhalve behoorden zij te worden uitgeroeid. In alle hevigheid zijn op enig moment de Christelijke oorlogen begonnen, gewelddadige terreur tegen elke andersdenkende, eerst tegen de Christenen in het oosten (!), dan tegen de ‘eigenzinnige’ Christelijke katharen, vervolgens de kruistochten tegen de ongelovige Mohammedanen en tenslotte tegen de vrouwen, de ‘heksen’. En onverminderd daartussendoor de niet aflatende strijd tegen de Joden. De kerkvaders en hun middeleeuwse navolgers hebben die wonderlijke redenering over de ongehoorzaamheid van het Joodse volk als uitgangspunt zo gretig en zo dikwijls en zo hard geroepen en met satanisch genoegen daarbij de Jood Flavius Josephus als getuige opgeroepen, dat dit ons uiteindelijk gebracht heeft bij de Holocaust.”

3 antwoorden op “IN GESPREK MET HAN PONNEKER – jodendom”

  1. Mooi en afgewogen verhaal over de Joden dat je helaas in deze tijd nog zelden leest. Doet me ook denken aan onze vroegere buurman, dominee Johan Snoek. Die had lang met zijn vrouw en kinderen in Israël gewoond, waar hij predikant was in de Schotse kerk in Tiberias. Hoewel hij begaan was met de Joden maakte hij zich later ook hard voor het lot van de Palestijnen. Tijdens zijn periode in Israël had hij daar nog weinig oog voor gehad. Snoek was er van overtuigd geraakt dat een akkoord tussen de PLO en Israël de enige mogelijkheid was het conflict in Israël op te lossen. Hij schreef daarover verschillende boeken en veel artikelen, waaronder het boek ’Joodse en Palestijnse tranen’. Het behandelt eigenlijk twee onderwerpen: de opstelling van de kerken in de Tweede Wereldoorlog en het huidige conflict tussen Israël en de Palestijnen.
    Maar volgens Snoek zijn, die twee in Nederland niet los van elkaar te zien. Want hoe er in Nederland in de kerken wordt gedacht over de situatie in het Midden-Oosten is sterk gekleurd door opvattingen over de handelwijze van de kerk in de oorlog. De redenering is dan: in de oorlog hebben de kerken veel te weinig gedaan voor de Joden en dat moeten ze nu goed maken door Israël te steunen.
    De beide aannames in die redenering vond Snoek niet juist. Allereerst de kerk in oorlogstijd. Dat de kerk wel degelijk oog had voor het lot van de Joden, kwam voor Snoek het eerst tot uitdrukking op zondag 23 maart 1941. Op alle kansels van gereformeerde kerken werd toen een ’herderlijk schrijven’ van de synode voorgelezen, waarin onder meer werd uitgesproken dat de kerk „nimmer de vraag naar een bepaald ras kan laten worden tot een begrenzing van de liefde tot onze naaste en van de barmhartigheid”.
    Snoek: „Met het voorlezen van die verklaring en met latere publieke protesten riskeerden predikanten hun vrijheid, en verloren in een aantal gevallen hun leven.” En ook de Nederlandse rooms-katholieke bisschoppen hebben volgens theoloog Snoek herhaaldelijk en publiekelijk tegen de jodenvervolging geprotesteerd.
    Het is niet wenselijk, volgens Snoek, om op basis van een verkeerd beeld van het verleden nu een standpunt in te nemen ten aanzien van Israël. Snoek was, zoals gezegd, zelf jaren predikant in Israël en hield zich later ook als medewerker van de Wereldraad van Kerken bezig met Israël en de Joden. „Ik hoop dat de staat Israël blijft bestaan”, zei hij.
    „Die staat heeft alle recht er te zijn. Maar je moet het bestaansrecht van geen enkele staat religieus motiveren. Wat de toekomst van Israël betreft houd ik mijn hart vast, want de politiek van Israël als bezettende macht is onrechtvaardig en kortzichtig. Joodse kolonisten in het Palestijnse gebied krijgen telkens weer meer ruimte.”
    Zijn boek heet ’Joodse en Palestijnse tranen’. Met een reden, schreef Snoek daarover: „Je moet oog hebben voor het leed aan beide zijden. Anders doe je de zaak geen recht.”

  2. Ja, Bert.

    Jouw reactie op Han’s blog ‘ roept bij mij ook weer een reactie op. Of eigenlijk meer de vraag ‘hoe zat het ook alweer?

    DE JOODSE STAAT

    ‘Het idee van een Joodse staat is niet nieuw. Al in 1917 sprak de Britse regering zich in de Balfour-verklaring uit over de vorming van een Joodse staat in Palestina. Tot 1948 was Palestina echter een Brits mandaat en had de oorspronkelijke bevolking nauwelijks rechten. Hoewel landen als Tunesië en Algerije zich tijdens de Tweede Wereldoorlog wisten te bevrijden van hun overheersers, was echte eenwording voor Palestina onmogelijk door de oprichting van Israël, wat gepaard ging met grootschalig geweld tegen de Palestijnen. De rijke Palestijnen wisten het geweld te ontvluchten en in Koeweit werd een nieuwe beweging opgericht: Fatah. Fatah werd geïnspireerd door revolutionaire bewegingen in onder andere Zuid-Amerika en Azië en opgericht vanuit het idee dat Palestijnse ‘expats’ zich niet mochten bemoeien met de politieke situatie van het land waar ze woonden als dat land de Palestijnse strijd financierde. Fatah wist de zesdaagse oorlog te weerstaan, in tegenstelling tot Egypte, wat de beweging alleen maar groter maakte.

    OSLO

    In 1993 tekenden Fatah en Israël een akkoord in Oslo, maar voor vrede zorgde dit niet. In feite accepteerde Fatah hiermee de Israëlische dominantie en Israël erkende Fatah, terwijl het nog steeds de machtigste partij was. Er was dus geen sprake van een gelijkwaardige verhouding. Deze akkoorden zorgden er voor dat Israël economisch profijt had van Palestina. De Palestijnse economie werd, desnoods door militair ingrijpen, kapotgemaakt. Dit gebeurde in de zomer van 2014 opnieuw.

    2020 ?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *