HET PROEFSCHRIFT
‘Na vier jaar intensief onderzoek over de juridische taken en bevoegdheden van de Raden voor de Kinderbescherming naderde mijn proefschrift zijn voltooiing.
Mijn promotor J. was er toch niet helemaal tevreden mee, aangezien hij dacht dat de Raad voor de Kinderbescherming vooral strafrechtelijke taken uitvoerde. Al snel bleek dat zijn teleurstelling mede was ingegeven door het feit dat hij dit onderzoek als een van de hoofdstukken in losbladige had willen zien. Gelukkig had ik die ontwikkeling vrij snel in de gaten en onder meer door het schrijven van artikelen wist ik de warme belangstelling te wekken bij andere hoogleraren Jeugdrecht in den lande die J. vervolgens vroegen wanneer mijn proefschrift klaar zou zijn. Er bleek toen voor J. geen weg terug meer mogelijk en morrend schikte hij zich in zijn lot.’
- H. Hermans (1984). De Raad voor de Kinderbescherming. Een juridische beschouwing over het ontstaan, de ontwikkeling en toekomstmogelijkheden. Zwolle, Tjeenk Willing.
- NAWOORD
Ha Bert,
Met jouw dissertatie onder de arm, vertrok jij uit Nijmegen, maar bleef de Alma Mater trouw en zette je loopbaan in Rotterdam voort aan de Erasmus Universiteit. Jouw naamgenoot W.F.M. vestigde zich elders en sloeg een andere richting in.
‘Hermans keerde Groningen en Nederland de rug toe na een diepgaand conflict met het universiteitsbestuur. In zijn roman ‘Onder professoren’ (1975) heeft hij het Groningse universitaire milieu met veel bitterheid beschreven. Een aantal collega’s aan de RUG had gesuggereerd dat hij zijn werk niet goed deed. De kwestie, die leidde tot Kamervragen, eindigde met Hermans’ verhuizing naar Parijs. Hermans heeft daarna nooit meer een voet in Groningen willen zetten. (Het programma ‘Andere tijden’ maakte daar een documentaire over).
Eén antwoord op “IN GESPREK MET BERT HERMANS – alma mater (4)”