EEN BOEKPRESENTATIE
Van jongs af aan ben ik verknocht aan aantekenboekjes en schetsboekjes. Vele boekjes schreef ik vol en maakte mijn schetsjes. Dit boek komt nu boven op dat stapeltje te liggen. Verguld ben ik met het boek. Alleen al vanwege het omslag, met het uiterlijk van een schetsboek. Dank je, Daan van der Pennen, voor het idee en Itziar Lasa Epelde voor de vormgeving van het boek.
In dit schetsboek heb ik een diversiteit aan essays, foto’s en persoonlijke verhalen gebundeld. Een caleidoscopisch beeld wordt gegeven, zoals de stad dat ook biedt. Dank aan de auteurs die hun bijdragen leverden. Het zijn pareltjes, naar mijn mening. Dank ook aan de inleiders bij deze bijeenkomst. Met de inleiders en de auteurs werkte ik in de loop van de tijd samen aan gebiedsontwikkeling. Een reünie is het als het ware.
Ik heb met veel plezier gewerkt aan dit boek. Ik haalde oud materiaal terug en bewerkte dat, soms was dat nauwelijks nodig, soms vroeg dat wat meer werk. Dirk Dubbeling deed voortvarend zijn redactiewerk om het rijke aanbod binnen proporties te houden; er vielen bijdragen af en een aantal is door hem flink ingekort. Ze kregen een plek in het boek. Dit met het idee dat de verhalen weliswaar momenten uit de geschiedenis zijn, maar nog wel degelijk actuele betekenis hebben en een inspiratie kunnen zijn voor de (her)inrichting van het openbaar domein.
BOUWEN AAN EEN TOEKOMST
Het eerste moment van de stedelijke geschiedenis dat ik in het Schetsboek belicht is de naoorlogse opbouw. Voor de binnensteden werd cityvorming als planningsconcept ingezet om nieuwe allure te geven aan de ‘anachronistische’ binnensteden met zijn sloppen en krotten, zijn hoge dichtheden en de knellende vermenging van wonen, werken en verkeer. De gelegenheid voor herbouw werd overal aangegrepen om met de wederopbouw van de binnensteden onvolkomenheden weg te nemen, problemen aan te pakken en tot substantiële verbeteringen te komen. Om de woningnood te ledigen werd in stadsuitleggebieden grootschalig gebouwd. Een verwachtingsvolle toekomst lag in het verschiet. Ook kreeg de sociale infrastructuur in de naoorlogse periode zijn uitwerking, door Paul Schnabel beschreven: de verzorgingsstaat in aanbouw.
- De verzorgingsstaat in aanbouw – Paul Schnabel
- De sociale infrastructuur. De opbouw van de welzijnsstaat –Ton van der Pennen
Emmen
BOUWEN AAN DE WIJK
De vraag die ik vervolgens aan de orde stel is hoe het toch kwam dat in stedelijke uitleggebieden na een aanvankelijke groei en bloei, achteruitgingen en in een negatieve vervalspiraal terecht kwamen. Dat vervalproces had veel te maken, volgens een aantal auteurs in het Schetsboek, zoals Godfried Engbersen, Jeanet Kullberg en André Ouwehand, met het feit dat de ideeën van achter de tekentafel kwamen, dat er gebouwd werd met utopische concepten van harmonieuze buurtsamenlevingen. ‘Verlaat die ateliers’, is de boodschap, ‘kom achter de vergadertafels en tekentafels vandaan en registreer wat zich in het alledaagse leven afspeelt, ofwel hoe het een en ander zich daadwerkelijk ontwikkelt’.
- Van na de oorlog – Ton van der Pennen
- Beloften van de wijkaanpak – Jeanet Kullberg
- Het alledaagse leven in de stad van de toekomst – André Ouwehand
- Terug naar Bouwlust. Een pleidooi voor begrensde menging – Godfried Engbersen
- ‘De buurt is dood, leve de buurt’ – Ton van der Pennen
WORDT VERVOLGD: VERDERE (STADS)ONTWIKKELING
Hoog Cahterijen geschetst
Het proces van opkomst, neergang en herstructurering van de Bijlmer is wat Frank Wassenberg door de jaren heen intensief volgde en dat in een essay in het Schetsboek uitwerkte. In de jaren zestig werd de Bijlmerhoogbouw ontworpen om in huisvesting voor 100.000 Amsterdammers te voorzien. Er verscheen een gedurfde nieuwe wijk onder het motto: ‘de stad van morgen voor de mensen van vandaag’. Een wijk van idealen, met moderne architectuur en vrijstaande flatgebouwen te midden van uitgestrekte parken, met talrijke gemeenschappelijke ruimten (entrees, galerijen, bergingen, buurtcentra en het vele groen), uitvoerig geteste ideale woningplattegronden met luxueuze nieuwigheden zoals centrale verwarming, badkamers en vuilafvoer, gescheiden verkeersstromen (geen straten met auto’s en fietsers), kortom: paradijselijk wonen. Na de euforie uit de jaren zestig, volgde al snel het verval. De volgende decennia stond de Bijlmer wijd en zijd bekend als de slechtste wijk van Nederland, synoniem voor criminaliteit, drugshandel, vervuiling, leegstand en onaangepast gedrag. In de jaren tachtig en negentig, toen de problemen het grootst waren, werden er tal van projecten uitgevoerd; allemaal goedbedoeld, en allemaal enigszins succesvol. Echter, omdat ze allemaal kortstondig (tijdelijk project), partieel (gericht op één probleemaspect) en kleinschalig (in één of twee flats) waren, verbeterde de Bijlmermeer als geheel er niet door. De Bijlmermeer was niet uniek, maar de grote schaal versterkte de problemen. Ook in andere steden kwamen hoogbouwwijken al spoedig na oplevering in de problemen, niet alleen in Nederland (Zoetermeer, Venlo, Middelburg, Utrecht, Breda), maar ook in het buitenland (Berlijn, Birmingham, Dublin, Kopenhagen, Parijs, Lyon). In de meeste westerse landen drong in de jaren negentig het besef door dat een integrale aanpak nodig was. Ook in de Bijlmermeer was duidelijk dat alle partiële maatregelen niet hielpen. Begin jaren negentig startte een grootschalige en integrale aanpak in de Bijlmermeer, die steunde op drie pijlers: betere woningen en woonomgeving, sociaaleconomische maatregelen en verbetering van de leefbaarheid.
Evenals in de Bijlmer voltrok zich in Hoogvliet Rotterdam een gelijksoortig proces. De oorspronkelijke bewoners die ooit vol goede moed van heinde en verre naar Hoogvliet trokken om de eerste flats te betrekken, vluchtten in de jaren tachtig naar de meer comfortabele eengezinswoningen in Zalmplaat en Boomgaadshoek of trokken naar de groeikern Spijkenisse. Zij maakten daarvoor plaats voor een steeds groter wordende groep Antillianen en Surinamers, die met de sluiting van Shell-Curaçao massaal naar Nederland, maar vooral ook naar Rotterdam trokken op zoek naar werk, wat niet altijd lukte. In 1999 startten de deelgemeente en corporaties met de sloop en vervanging van circa 5.000 sociale huurwoningen. Daarnaast werd een uitgebreid programma met sociale en economische maatregelen in gang gezet De operatie was omgeven met hooggestemde doelen zoals behoud van sociale samenhang en individuele sociale mobiliteit voor elke Hoogvlietbewoner.
- Een korte schets van Hoogvliet – Michelle Provoost & Wouter Vanstiphout
- Grootschalige wijkaanpak: geen verspilling – Lex Veldboer & Reinout Kleinhans
- Schets van de stedelijke ontwikkeling in de Bijlmermeer –Frank Wassenberg
TUSSEN AFSTAND EN BETROKKENHEID
Een andere collega Leeke Reinders introduceerde een methode om een beeld te krijgen hoe mensen het openbaar gebied gebruiken, hun grenzen trekken tussen privé en openbaar, zich verplaatsen naar andere delen van de stad. Hij laat ze dit vertellen en laat ze tekeningen maken van hun buurt. Een beeld ontstaat hoe het samenleven verloopt in een sociaal diverse wijk, met mensen die er geboren en getogen zijn, nieuwkomers zijn, jongeren en ouderen. Deze narratieve onderzoeksmethode biedt een vruchtbare basis voor planning en ontwerp.
- Plekken van ontmoeting en familiariteit – Gwen van Eijk
- Een drieluik. Privé–Parochiaal–Openbaar – Ton van der Pennen
- Thuis in een gemengde wijk – Leeke Reinders
- Integratie en Polarisatie? – Lex Veldboer
DE ‘ZACHTE’ STAD
Rosmalenbuurt. Zaandam Waterfront
De enclave van het Waterfront, getekend door een bewoner
De ‘harde stad’ is die van de architecten, stedenbouwers en planners. Verhalen en dromen zijn vanouds het werkterrein van schrijvers, fotografen, cineasten en beeldend kunstenaars. Beelden en symbolen maken echter onlosmakelijk deel uit van het leven in de stad. Het essay van Leeke Rijnders is een pleidooi om naast de aandacht van de ‘harde stad’ kennis te nemen van het ‘zachte’, het stedelijke leven. Hij attendeert ons op de sociale praktijken en fenomenologische ervaringen waarmee mensen de stedelijke ruimte bewonen, zich deze toe-eigenen, omvormen en van betekenis voorzien. Mensen zijn geen passieve consumenten, maar actieve gebruikers die zich het script dat anderen voor hen schrijven toe-eigenen, omvormen en naar hun hand zetten. Een stelling bij zijn proefschrift: ‘Modernistische architectuur en stedenbouw zijn uitvoerig besproken onderwerpen in de vakliteratuur maar missen een alledaags perspectief; we weten veel over wie wat waarom gebouwd heeft, maar weinig over hoe het er daadwerkelijk wonen is’.
- Stad en verbeelding. Beelden en symbolen waarin de stad zich toont – Leeke Rijnders
- Foto-essay Van de straat – Daan van der Pennen
- Wat maakt de themawijk zo aantrekkelijk? – Sabine Meier & Arnold Reijndorp
- De zachte impact van stenen stapelen – Lex Veldboer
VINEX
De vernieuwing van de stad op andere locaties zet zich na de grootschalige naoorlogse stadsuitbreidingen tot heel recentelijk door, de zogenoemde Vinex locaties. Hugo Priemus vertelde ons hierover en deed dat ook in het Schetsboek. Ik vul dat aan door de negatieve beeldvorming hieromtrent te relativeren. De manier waarop dit planningsconcept plaatsvond, de overwegingen die speelden bij de verschillende partijen, geeft Floor Milikowski op een zeer inzichtelijke manier weer. Zij opent als het ware de black box van dit besluitvormingsproces.
- Groeikernen, Vinex-locaties en de toenemende populariteit van steden – Hugo Priemus
- Schets van de Vinex-wijk Leidsche Rijn – Floor Milikowski
BOUWEN VOOR DE BUURT
Onlangs werd mij gevraagd welk moment in de naoorlogse stedelijke geschiedenis ik het belangrijkst zou noemen. Dan denk ik dat ik de traditionele stadsvernieuwing, ondanks haar beperkingen, zou noemen. Ik schrijf in het boek over de stadsvernieuwing, de periode tussen ruwweg 1975 en 1985.
In de jaren zeventig ontstond in de oude stadswijken onvrede over de huisvesting. De meeste bewoners hadden zich jarenlang moeten behelpen met krappe behuizing en accepteerden de slechte woonomstandigheden min of meer als onveranderbaar gegeven. De onvrede ontstond omdat de huisbazen het woningonderhoud op zijn beloop lieten. Ook de overheid moest het ontgelden. De verontwaardiging was groot omdat de reden voor sloop niet altijd verkrotting was, maar ook infrastructurele projecten (cityvorming) waarvan bewoners geen profijt hadden. Bovendien werden deze plannen volledig buiten de bewoners om ontwikkeld.
De stadsvernieuwing was een unieke en opzienbarende ingreep die hele Nederlandse (binnen)steden een ander aanzicht gaven. Een ingreep die bewoners betaalbare huizen bood tegen een redelijke kwaliteit. Daar werd een aantal planningsconcepten ontwikkeld die heden ten dage nog steeds actuele betekenis hebben: zoals een integrale aanpak en een organisatievorm op een laag schaalniveau, de projectgroep met bewoners als partners in het beleidsnetwerk. In latere uitwerkingen in de tijd te herkennen als de wijkaanpak en allerlei vormen van actief burgerschap. Hun betrokkenheid werd een structureel gegeven en hun inbreng werd in intentie gelijkwaardig aan dat van de professionals. De ervaringsdeskundigheid van bewoners en professionele deskundigheid van ambtenaren werden samengebracht in buurtgerichte projectgroepen. De geschiedenis voor de toekomst was geschreven; een trend voor de participatie werd gezet.
Adri Duivesteijn’s bijdrage aan het Schetsboek vormt een rode draad in de verhalenreeks. Adri’s eerste verbondenheid was die met de stadsvernieuwing in de Haagse Schilderswijk. Hij groeide op in deze wijk. Uren liep ik daar ook rond als onderzoeker, door de straten die Adri fotografeerde en die ook als een foto essay in het Schetsboek is opgenomen. Het zijn beelden van dichtgemetselde panden, waar een groot deel van de ‘geboren en getogen’ Schilderswijkers de wijk verruilde voor een betere huisvesting in de toen ontstane groeikernen van Den Haag (Zoetermeer, Nieuw Waldeck), maar na sloop in de wijk de contouren van de nieuwbouw en een nieuwe buurtsamenleving aan de horizon gloorden.
De uitstroom van de oorspronkelijke bewoners zette door en het aandeel sociaal en economische kwetsbare bewonerscategorieën nam substantieel toe. De stadsvernieuwing had dit eerder ontstane verhuisproces niet kunnen stoppen.
- Stadsvernieuwing. Dynamisch en star – Ton van der Pennen
- Foto-essay Van oud naar nieuw – Adri Duivesteijn
- De stedelijke vernieuwing kondigt zich aan – Ton van der Pennen
BOUWEN MET ACTIEVE BEWONERS
- De kraakbeweging. Een kwestie van wonen –Ton van der Pennen
- Apen, beren, krakers en kunstenaars – Ton van der Pennen
- Het (uit)vinden van een woongemeenschap: Centraal Wonen Delft – Flip Krabbendam
- Kavels. De bewoner aan zet – Ton van der Pennen
- Klushuizen – Jonathan van den Heuvel & Ton van der Pennen
BOUWEN VOOR EEN KLEURRIJKE STAD
De bouwstromen die door de stadsvernieuwing op gang waren gekomen en zijn resultaten lieten zien, werd bijna kritiekloos doorgetrokken naar andere te vernieuwen wijken. De eenmaal in gang gezette trein leek niet meer te stoppen. De stadsvernieuwing ging ten onder aan zijn eigen succes, zo stel ik.
Een plannings-, besluitvormingsproces kan worden voorgesteld als een continue opeenvolging van dynamische en stabiele ronden. Dynamische ronden kenmerken zich door discussie, door het zoeken naar nieuwe verhoudingen, door het vinden van duidelijkheden waar het proces toe zal gaan leiden. Hiervan was sprake in de pioniersfase van de stadsvernieuwing. Dergelijke dynamische ronden wisselen stabiele ronden af; ronden waarin over de onderlinge verhoudingen en over de gewenste resultaten een grote mate van consensus bestaat. Aanvankelijk dynamische organisatievormen worden starre en gesloten systemen, zo leert de geschiedenis ons, waar er zelfs sprake kan zijn van een tunnelvisie. Kritische geluiden blijven ongehoord. Maar een planningspraktijk gaat voort als in een golfbeweging. Na stagnatie volgt een periode van doorbraak en vernieuwing. Zo was dat ook bij de stadsvernieuwing.
Richard Meier’s Stadhuis
Tegen het einde van de jaren 80 is er sprake van een doorbraak. De vernieuwing van de stadsvernieuwing, noem ik dat, waarbij er een herwaardering kwam voor de stad. Het perspectief verschoof van ‘Bouwen voor de buurt’ naar ‘Bouwen voor de stad’. Een stad moest meer zijn dan wonen, werd het adagio. De economische potenties werden gezocht en verder versterkt. In Den Haag werd ruimte gegeven aan aansprekende architecten, zoals Siza in de Schilderwijk, Jo Coenen voor de Vaillantlaan, Richard Meier voor het stadhuis. Het stadhuis in Den Haag moest allure geven aan de stad en deed dat ook. Daarmee moest de stadsbewoner weer en meer gebonden worden aan zijn stad. Een plek van ontmoeting moest er komen en die kwam er.
In de Schilderswijk deed Siza een aantal dingen heel anders dan tot dan toe gebruikelijk was. Hij keek dwars door al die dichtgetimmerde ellende heen en zag een prachtige wijk, met mooie lange straten. Zo opende hij bij de betrokkenen de ogen voor de aanwezige kwaliteiten in de Schilderswijk en maakte hij ze ontvankelijk voor het idee om het bestaande als uitgangspunt te nemen. Hij belde aan bij bewoners en vroeg ze naar hun levens, woonstijlen en problemen die ze ervaarden. Naast het serieus nemen van de bestaande structuren en culturen en het rehabiliteren van de eigen kwaliteit van de wijk voegde Siza een belangrijk architectonisch element toe dat geënt is op een bestaand motief: het Haagse portiek. Dat biedt alle bewoners de kans om een eigen voordeur te hebben en voorkomt de problemen die bij de semipublieke portieken spelen. Hij privatiseerde als het ware wat in andere gevallen publiek is gemaakt, en maakt publiek wat elders privé is.
- Voorwaarts en niet vergeten! Kwaliteit is respect voor het volk – Francien van Westrenen
- Stadsvernieuwing als k©ulturele activiteit – Ton van der Pennen
- De Kop van Zuid – Ton van der Pennen
- In de slagschaduw van de Kop van Zuid – Ton van der Pennen
Kop van Zuid
Een dergelijke ambitie kreeg in Rotterdam zijn uitdrukking met de Kop van Zuid. Het was daar een zoektocht van de professionals naar de verloren gegane relatie tussen de stad, de rivier en de haven. Een jonge wijk werd daar gebouwd in een in onbruik geraakt havengebied, dat sterk geïsoleerd was geraakt van de stad. Door dit gebied om te vormen tot een levendig stedelijk gebied en door goede verbindingen aan te leggen, werden Noord en Zuid met elkaar verbonden en gaf het plan de stad ‘allure’. De wijken die dergelijke glansrijke gebieden omringen, vroegen eveneens om vernieuwing, zowel fysiek als sociaal. Dit sociale offensief, sociale vernieuwing, was noodzakelijk om de daar zich manifesterende hardnekkige maatschappelijke problemen als hoge werkloosheid, armoede, gezondheid, onveiligheid aan te pakken. Interventies die nog steeds actualiteitswaarde hebben.
HET BROEIT IN DE STAD
Het publiek domein vervult een belangrijke maatschappelijke functie: het is een van de plekken waar de veranderende samenleving zich manifesteert. Dat is positief als we geconfronteerd worden met creativiteit, aanpassing of vernieuwing. Maar soms is die ervaring negatief: de openbare ruimte is ook het domein van zakkenrollers, willekeurig geweld, intolerantie tegen andersdenkenden.Het publiek domein is ook het toneel van conflict en tegenstellingen. Het thema is in het Schetsboek uitgewerkt.
- Feestgedruis – Ton van der Pennen
- Hangen op het plein. Dan erop af – Ton van der Pennen
- Franse toestanden – Ton van der Pennen
BOUWEN AAN EEN ACTIEVE SAMENLEVING.
- Burgers laten ‘shinen’. Spontane stedenbouw als opmaat naar democratische stadsontwikkeling – Justus Uitermark
- Op eigen kracht – Maurice Specht & Joke van der Zwaard
- De alledaagse doener – Ton van der Pennen
Om werkgelegenheid en innovatie te bevorderen wordt op lokale schaal steeds meer aandacht geschonken, ruimte gegeven aan de creatieve industrie en aan creatieve starters. Hierover is in het Schetsboek het een en ander te lezen: bouwstenen van de vernieuwing noem ik ze, en geef voorbeelden van behoedzame vernieuwing met aandacht voor het bestaande culturele en industriële erfgoed, met de Binckhorst in Den Haag en de Amsterdamse . Voor Rotterdam zijn dat de Markthal, de Luchtbrug van de Zus architecten beiden in het stadscentrum, de herbestemming van de voormalige Rotterdams Droogdok Maatschappij in de Waalhaven (Heijplaat), de Nieuwe binnenweg en de Leeszaal in het Oude Westen.
BOUWEN AAN EEN NIEUWE TOEKOMST
Om werkgelegenheid en innovatie te bevorderen wordt op lokale schaal steeds meer aandacht geschonken, ruimte gegeven aan de creatieve industrie en aan creatieve starters. Hierover is in het Schetsboek het een en ander te lezen: bouwstenen van de vernieuwing noem ik ze, en geef voorbeelden van behoedzame vernieuwing met aandacht voor het bestaande culturele en industriële erfgoed, met de Binckhorst in Den Haag en het oude industriegebied Buiksloterham in Amsterdam. Voor Rotterdam zijn dat de Markthal, de Luchtbrug van de Zus architecten, artefacten in het stadscentrum, de herbestemming van de voormalige Rotterdams Droogdok Maatschappij in de Waalhaven (Heijplaat), de Nieuwe binnenweg en de Leeszaal in het Oude Westen.
- Het bruist in de stad. Rotterdamse bouwstenen – Elma van Boxel & Kristian Korman, Wouter Veldhuis, Gerben Helleman, Ton van der Pennen, Jan Jacob Trip & Arie Romein
- Foto-essay Een achtergelaten gebouw. De Meelfabriek in Leiden – Jan Jacob Trip
- In de wijk. De Buurt BV als praktische utopie – Nico de Boer
- Kijk op de Binckhorst – Francien van Westrenen
- Een ander zicht op het publiek domein – Ton van der Pennen
De vraag, hoe bewoners op al die aansprekende vernieuwingen in de stad reageren, wordt door Gerben Helleman en Wouter Veldhuis uitgewerkt. Boeiende betogen zijn het die uitnodigen om een wandeling te gaan maken door die vernieuwde stadsdelen. En niet alleen aandacht te hebben voor de op zijn minst opvallende architectuur, maar ook de levendigheid van de straat op te merken.
EEN FEEST VOOR IEDEREEN
Jeanet Kullberg sloot deze middag af met haar lezing en doet dat ook in het Schetsboek met haar essay. Zij werkt daar de vraag uit of er voor iedereen in de stad van nu wel een feestje te vieren is. Ze beantwoord in het Schetsboek die vraag samen met Lotte Vermeij. Ja en nee is het antwoord. Ja, de stad wordt mooier en leefbaarder, maar we mogen niet voorbijgaan aan het verhaal van de achterblijvers.
- De stad als exclusief feestje voor kansrijke stedelingen – Lotte Vermeij & Jeanet Kullberg
Ik kom tot mijn afronding. De gebouwde stad is nooit af. Met de veranderende behoeften van mensen veranderen ook de eisen aan de gebouwde stad. Of het nu gaat om wonen, werken, winkelen, mobiliteit of vermaak. Gebiedsontwikkeling is een middel tot een doel, namelijk het inzien van en het voorzien in ruimtelijke behoeften van mensen. Zeker in tijden van grote veranderingen is het nodig steeds opnieuw te bezien wat mensen willen, hoe deze wensen en eisen veranderen en wat dat betekent voor de vraag naar woningen, winkels, werkplekken etc. Het vraagt om bouwstenen, die niet in een mal gegoten kunnen worden. Ik hoop dergelijke bouwstenen te hebben opgetekend.
EEN OPDRACHT
In het Schetsboek heeft Paul Schnabel in zijn essay het over zijn leermeester Piet Thoenes, de man van het concept van de verzorgingsstaat, de sociale infrastructuur van de stad. Ik vroeg me af of ik een leermeester zou kunnen noemen als me dat op de man af gevraagd zou worden. Leermeester, tja wie? Net zo’n moeilijke vraag als welk boek ik zou meenemen naar een onbewoond eiland of film die je beslist moet zien. Eigenzinnig als ik ben, zeg ik, dat ik geen idolen heb, ik vind een hoop schrijvers, muzikanten en filmspelers goed en inspirerend. Er hingen geen posters op mijn studentenkamer van Che Guevara, Bob Dylan of the Rolling Stones. Bij dat soort debatten val ik stil. Ik heb ook geen uitgesproken favoriete voetbalclub, omdat voor technisch en aanvallend voetbal in hoog tempo uitgevoerd, wel menig clubnaam te noemen is.
Toch kan ik zeggen dat Pieter van Daalen een van mijn leermeesters was. Hij introduceerde mij in de wetenschappelijke wereld, en wel dat het daar net zoals in het gewone leven om mensen gaat, met eigenschappen als bevlogen, fanatiek, dogmatisch, maar ook opportunistisch en kleingeestige hokjes denkers. Wetenschap is een menselijk construct, leerde hij mij, dat past binnen een moment in de geschiedenis en samenleving. Het gaat om steeds wisselende paradigma’s. Maar zeker zo belangrijk was dat Pieter de wetenschap ten dienste wilde stellen aan een betere samenleving. Hij gaf zijn dissertatie de sprekende titel mee: ‘Bestuur voor mensen’. Voor een menselijke samenleving zette hij actieonderzoek in. ‘Blijf niet alleen achter je bureau zitten’, was zijn boodschap, ‘maar ga erop af, daar waar het dagelijks leven zich afspeelt’. Met hem schreef ik mijn eerste wetenschappelijke betoog, een bundel over actieonderzoek. Niet lang daarna overleed Pieter. Te kort was hij mijn collega en vriend. De flaptekst op zijn boek dat enige jaren daarvoor was uitgekomen (1973), is nog zo actueel. “De schrijver van dit boek meent dat al deze vraagstukken vanuit eenzelfde optiek benaderd moeten worden: centraal moet staan welke mogelijkheden er voor de burger zijn om actief aan het openbaar leven deel te nemen, telkens wanneer het om zijn dagelijks leven gaat. Bestuur kan niet langer als een probleemveld op zichzelf beschouwd worden. Het openbaar bestuur van de toekomst moet een bestuur zijn dat, op allerlei manieren, direct verbonden is met het dagelijks leven van mensen: een bestuur voor mensen.” Het boek is aan hem opgedragen.
SLOTWOORD
Je Schetsboek vind ik geweldig. De vorm spreekt mij erg aan. Niet pretentieus maar tegelijkertijd kom je er zoveel in tegen. Het is echt een mooi tijdsdocument geworden. Ik verbaas mij soms over de gedetailleerdheid die je in je beschrijvingen hebt weten te brengen, terwijl het toch leesbaar is gebleven. Dus mijn complimenten. En zeker ook voor je vasthoudendheid om het product tot stand te brengen. Ik weet hoe moeilijk dat ook kan zijn.
Ik vond het leuk om indertijd bij jouw afscheid te mogen spreken. ik had ook wel behoefte om het verhaal te vertellen aan het publiek dat van binnen uit zo betrokken is bij veel van de ’saaiheid’ die toch ook in ons land wordt geproduceerd. Wat dat betreft verbaas ik mij altijd weer over het feit dat veel architecten en mensen die in deze omgeving mogen werken zo meegaand zijn en zo weinig het debat zoeken. Werk, werk, werk zal daar wel meer te maken hebben. En domme orde en netheidsidealen wellicht ook. Maar goed er zijn gelukkig ook kritische geesten. En jij bent daar een van. En dat heb ik altijd in je gewaardeerd.
Wel, ik hoop dat het je goed gaat. Dat je nog lange tijd zal genieten. In ieder geval heb je een aardige vrouw en leuke kinderen die je fier terzijde staan. Ook daarvan weet ik hoe belangrijk dat is. Dus geniet daar intens van zou ik zeggen.
Groet vanuit Den Haag, Adri
Echt een parel om te zien en te lezen. Volgens mij heb je hiermee een prachtig standaardwerk geschreven over de gebiedsontwikkeling in Nederland. De titel ‘Een Schetsboek’ vind ik daarvoor wel erg bescheiden. Hier zouden nog veel meer mensen kennis van moeten nemen. Vooral ook omdat het een schat aan informatie biedt over onder meer wederopbouw, stadsvernieuwing en vernieuwing van industrieel erfgoed.