- AAN DE POORT
In een gesprek met Bert Hermans komt de Gemeentelijke Elektriciteitsfabriek (GEB) aan de orde. De fabriek die voor mij als jongetje al betekenis had. Toen stond ik aan de poort te wachten op mijn vader. Ik zag de drommen mannen onder een afdak bij de prikklokken wachten op het schelle geluid van de bel die het moment aangaf dat de werkdag er voor hen opzat. Ze pakten hun kaart uit de bakken, stempelden deze en stopten deze even verder in een andere bak. De poort was ondertussen opengeschoven en de stroom fietsers snelde mij voorbij. Ik zocht wel naar mijn vader, maar wist dat ik hem daar niet tussen zou vinden. Als het terrein wat verlaten was en de portier de bak met kaarten meenam naar zijn hokje bij het hek, zag ik hem uit een deurtje bij de statige voorgevel komen, naar mij zwaaien en we fietsten rustig naar huis. Onderweg vroeg ik hem hoe zo’n prikklok werkte, dat boeide mij. Ook omdat ik wist dat er dag en nacht gewerkt werd in de centrale. Hij legde mij dat uit, niet alleen technisch. Noemde dat de bazen daar hun tijd niet registreerden, en sprak over disciplinering en even noemde hij het woord uitbuiting. Een woord dat ik kende van de slavernij en van de fabrieken uit de Engelse steden uit de 19e eeuw. Had daar foto’s van in een schriftje geplakt. Hij vertelde over zijn jeugd in Hengelo, waar Stork een belangrijke machinefabriek was, waar textielbaronnen het leven in Twente dirigeerden, waar kroegen waren. Met hem ging ik later op een zondagmiddag naar de bioscoop om naar de moderne tijden van Charley Chaplin te kijken. Op een vrije zaterdagmiddag nam hij me eens mee achter het hek van de elektriciteitsfabriek. Ik zag nu de prikklokken van dichtbij. We liepen over ijzeren roosters in de fabriekshallen en ik voelde de hitte van de brandende kolenovens en hoorde het razende geluid waarmee het vuur werd opgestookt.
- HET GEBOUW
De fabriek werd tussen 1904 en 1906 gebouwd naar ontwerp van de Haagse gemeentearchitect A.A. Schadee. Langs het water van het Verversingskanaal werd een kantoorpand met fabriekshallen gebouwd met veel siermetselwerk, kantelen en torentjes. In de loop der tijd wordt het Gemeentelijke Electriciteitsbedrijf (GEB) voortdurend uitgebreid en gemoderniseerd. De monumentale gevel en de oude kantoren zijn tot op heden bewaard gebleven. Dit ‘burchtachtige’ gebouw is een voorbeeld van ‘elektriciteitsarchitectuur’ uit het begin van de vorige eeuw.
‘Al in 1914-1916 vonden er uitbreidingen plaats waaronder het ophogen met drie bouwlagen van de vleugels ter weerszijde van het kantoorgebouw, waardoor de nog altijd bestaande imposante hoofdgevel van de fabriek is ontstaan. Voor de oorlog waren de fabriekshallen al uitgebreid en deels vervangen door meer grootschalige nieuwbouw. Veel is hier niet meer van over. Het merendeel van de oude fabriekshallen uit 1906, de schoorstenen en de bedrijfshallen uit het Interbellum zijn na de oorlog vervangen door grootschalige nieuwbouw. Alleen een klein restant van de fabriekshal direct gelegen achter de kantoorvleugel is van de oorspronkelijke fabriekshallen bewaard gebleven. Als eerste werd in 1949 een groot trafostation gebouwd op het terrein direct langs de De Constant Rebecquestraat in de kenmerkende vroege wederopbouwarchitectuur. In de jaren vijftig (1954-1957) zijn de grote bedrijfshallen gerealiseerd die nu het fabrieksfront bepalen langs het Verversingskanaal. Het industriële complex is voor een deel nog altijd in gebruik als elektriciteitscentrale en warmtekrachtcentrale voor het netwerk van de stadsverwarming. De elektriciteitscentrale had genoeg capaciteit om tot begin jaren vijftig heel Den Haag en Voorburg van stroom te voorzien. In 1955 werd overgeschakeld naar 10.000 volt. Het gebouw bood onvoldoende ruimte om de grotere transformatoren te kunnen herbergen. Daarvoor werden in de stad transformatorhuisjes gebouwd. De vondst van de aardgasbel in Slochteren betekende het einde van het kolentijdperk. De centrale ging op aardgas stoken. De oliecrisis van 1973 zette energiebesparing op de agenda. Den Haag werd na Utrecht (1936) en Rotterdam (1947) de derde stad met stadsverwarming. De restwarmte van de centrale, tot dan toe geloosd op het Verversingskanaal, werd benut om gebouwen in de stad van warmte te voorzien. In 2013 heeft de toenmalige eigenaar E.ON een gedeelte van de energiecentrale, namelijk de voormalige turbinehal die meer dan dertig jaar leegstond, beschikbaar gesteld voor culturele producties. Vanaf toen is de rauwe, tot de verbeelding sprekende hal van de Electriciteitsfabriek een podium geworden voor kunsten en werd daarmee een dimensie toegevoegd aan het culturele leven in Den Haag. De Electriciteitsfabriek programmeert en produceert zelf en ook in samenwerking met culturele partners, kunstenaars, musici, dansers en theatermakers.’
- Bart Dirks. Volkskrant, 3 september 2013.
DEN HAAG – Tate Modern, het museum in de voormalige elektriciteitscentrale in Londen, is een aantal slagen groter, maar ook de turbinehal van de E.ON-elektriciteitscentrale in de binnenstad van Den Haag oogt duizelingwekkend. Al was het maar omdat de loods (40 meter breed, 60 meter lang en 40 meter hoog) wordt doorsneden door een stalen karkas. Tot dertig jaar geleden zat aan deze constructie met haar zware dwarsbalken en smalle trappetjes een kolengestookte centrale vastgeklonken. (….) Dertig dagen en avonden zijn er tal van activiteiten in de centrale, daarna gaan de fabriekspoorten weer dicht. ‘E.ON wil het overzichtelijk houden, we mogen drie keer per jaar een evenement organiseren’, zegt Carolien van der Donk, artistiek leider van stichting Electriciteitsfabriek. ‘De eigenaar kan geen permanent gebruik van de ruimte toestaan. Ook grote feesten zijn niet mogelijk. In de grote hal hiernaast is nog een moderne gasgestookte centrale operationeel, dus de veiligheidsvoorschriften zijn streng.’ (…) De plannen voor de komende jaren moeten nog vorm krijgen. Het nieuws dat de fabriek opengaat gonst door Den Haag; enkele gezelschappen en festivals hebben hun interesse al getoond, aldus Van der Donk. ‘Laatst waren hier mensen van Opera2day. Ze hoorden het gezoem uit de ruimte hiernaast en kregen meteen inspiratie. Het is ‘ongeveer een A’, zeiden ze.’
- VAN DE BOEKENPLANK
- Slechte, C.H.,( red), Den Haag Energiek, hoofdstukken uit de geschiedenis ven de energievoorziening Den Haag, Den Haag 1981
- Koopmans, B., Op straat gezet, historisch straatmeubilair in Den Haag, Den Haag 1997.
- Vredenberg, J., Trotse kastelen & Lichtende Hallen, architectuur van elektriciteitsbedrijven in Nederland tot 1960, Utrecht 2003
- Kanneworff, Louis., Postmaa, Casper., Het licht zal nooit uitgaan, 100 jaar centrale Den Haag, E.On Capelle 2008
- K. Havelaar en M. Teunissen, Groote zoon van de stad, Adam Schadee, Zutphen 2016 (VOM-reeks 2016-2)
- VOETNOOT
Zo’n beeld uit mijn vroege jeugd met de geur van een fabriek beklijft, hoe incidenteel het fragment ook was. Zo kwam het beeld terug toen ik de film Metropolis zag van Frits Lang (1927). De film begint met het ‘stomme’ beeld van de stoomfluit die de wisseling van de ploegen aankondigt, waardoor de machines continu het stedelijk leven in gang houden. Een herkenning; ik stond eens bij de electriciteitscentrale in Den Haag.
Eén antwoord op “GROETEN UIT DEN HAAG – het g.e.b.”