LOGBOEK – week 4 – 2021.


  • MET AFSCHUW NEMEN WE KENNIS

‘Nederland gaat gebukt onder bestuurlijke, mentale en economische crises. Maar de allerergste is de intellectuele armoede in alle lagen van de samenleving. Het volk kreeg decennialang wat het wilde en keert zich nu in al zijn onderontwikkeldheid tegen de rede en de wetenschap.’ (Erdal Balci).

Freek Schravesande. NRC, 25 Januari 2021

‘Een eclectisch, diffuus gezelschap. Bij protesten zijn we gewend te denken in afgebakende groepen: links, rechts, één issue. Maar hier zie je allerlei groepjes en individuen bij elkaar, ieder met een eigen achtergrond, eigen grieven en motieven. (…) Bij protesten pik je de voetbalhooligans er makkelijk uit. Mannen met petje, capuchontrui en gympen, donker gekleed. Ze staan vaak al in de vechthouding als de politie oprukt. Hun protest verloopt voorspelbaar: zwaar vuurwerk afsteken, gooien met stenen, en als de Mobiele Eenheid het waterkanon inzet, druipen ze af.

Hooligans waren zondag aanwezig bij de protesten tegen de coronamaatregelen, zoals in Eindhoven en op het Museumplein in Amsterdam. Maar toen op dat plein het waterkanon werd ingezet, ging een deel van de demonstranten juist vreedzaam zitten in plaats van rennen, midden op het gras. Het water bleef ze bespaard. En naderhand ruimden ze de rommel op.

Ik zag hardekernvoetbalsupporters, gewend om te knokken en vooral pisnijdig dat ze niet wekelijks naar het stadion kunnen. Ik zag een aantal radicaal-rechtse groepen zoals Pegida en Double Dutch Frontline; die laatste zijn goed getrainde mannen die, ideologisch gedreven, vrouwen en kinderen willen beschermen. Ik zag mensen van actiegroepen als QAnon, Nederland in Opstand, Nederland in Verzet. Er waren spirituele groepen, hippieachtig, die ‘willen knuffelen’ tegen corona en kritisch zijn over vaccineren en de geneesmiddelenindustrie. Ik zag mensen van Viruswaanzin (nu Viruswaarheid, red.) en van de daaraan gelieerde horeca- en evenementenbranche. Ongetwijfeld waren er ook gewoon boze burgers aanwezig, en jongeren voor wie de avondklok in deze uitzichtloze tijden mogelijk de druppel was.”

Wat is hun gemene deler?

„Wantrouwen jegens het systeem, de instituties. Ze keren zich tegen de overheid, de wetenschap, de media. Ze voelen een aantasting van hun vrijheden. Maar je kunt uit hun grieven niet één politiek programma destilleren, daarvoor zijn ze te verschillend. Ze zijn het vooral eens over waar ze tégen zijn, niet waar ze vóór zijn.”


  • WETMATIGHEID

Lottte Jensen. Volkskrant, 25 januari 2021.

‘De coronacrisis komt ten einde, maar niemand weet precies wanneer en hoe. Een duidelijke exit-strategie is er immers niet. De routekaart die houvast moet bieden, ligt diep opgeborgen in het coronadashboard. Maar uit de geschiedenis kunnen we wel enkele wetmatigheden destilleren.

Zo ontwikkelt elke epidemische ziekte zich volgens een vaste structuur. In een briljant artikel uit 1989 vergeleek de historicus Charles E. Rosenberg het verloop van een epidemie met een toneelstuk in drie bedrijven. Eerst duiken er enkele verdachte gevallen op. Naarmate het dodental stijgt, wordt de ziekte aarzelend erkend. Dan volgt een fase van groeiende maatschappelijke onrust waarin men op zoek gaat naar medische en sociale verklaringen. Dit mondt vervolgens uit in een crisis, die ook politiek van aard is.

Deze crisisfase gaat steevast met hevige opstanden en rellen gepaard. Ook dat is een historische wetmatigheid. Epidemieën vormen maar al te vaak een broedplaats voor politieke revoluties en opstanden, omdat ze structurele vormen van sociale ongelijkheid blootleggen. Denk bijvoorbeeld aan de opstand in Parijs van 1831 of de revolutie van 1848, die kort na de cholera-uitbraken volgden.

Tot slot dooft een epidemie geleidelijk uit. In Rosenbergs woorden: ‘Epidemics ordinarily end with a whimper, not a bang’. Hij verwijst daarmee naar het beroemde gedicht The Hollow Men van T.S. Eliot. Deze Amerikaans-Britse dichter gaf een stem aan de collectieve gevoelens van leegte en zinloosheid waarmee velen na de Eerste Wereldoorlog kampten, ook jaren nadien. Kortom: een epidemie kan medisch gezien eindigen, maar de psychologische en sociale effecten zijn langer merkbaar.


  • TOM

Willem Visser. Volkskrant, 25 januari 2021.

‘Hij schonk al zoveel plezier aan anderen en wilde het altijd voor iedereen goed doen. Alleen: fietsen maakte hem langzaam ongelukkig en dat is niet de bedoeling van het leven, en zeker niet van vrijwillig gekozen topsport. Op zoek naar antwoorden gaat hij bellen, praten, wandelen met de hond. Misschien ziet u hem straks ergens fietsen in het heuvelland, in het zog van al die andere mannen en vrouwen, liefhebbers in een strak pakje met een moderne zonnebril, af en toe langs een stil plekje de neus legend in het weiland. Laat hem dan met rust, want Tom Dumoulin denkt na. Dat doet hij goed. Denk, Tom. Denk zolang als je wilt. Kijk in de spiegel. Zoek je geluk. Probeer het te vinden. Als dat lukt, houdt het dan vast, zolang als je kunt. Geluk vinden, dat is de echte topsport.’


  • BINNEN BLIJVEN

Gijsbert van Es. NRC, 25 januari 2021.

‘De avondklok’. De term doet denken aan de Tweede Wereldoorlog. Dat de overheid, na al die jaren, nu heeft besloten deze opnieuw in te voeren, kan velen een wrange bijsmaak geven. Is de associatie met de oorlog terecht? 

Een terugblik in de geschiedenis leert dat de oorsprong van het woord avondklok niet alleen terug te voeren is op een buitenlandse bezetter of de strijd tegen besmettelijke ziekten, die op zichzelf van alle eeuwen is. Een middel voor ordehandhaving was het al ruim duizend jaar. Zo gingen in de middeleeuwse steden de stadspoorten dicht zodra het donker werd. Een ijle, van verre goed te horen kerkklok luidde om de bevolking binnen de stadsmuur te roepen. De historische bronnen zijn talloos waarin de avondklok ook werd ingezet om alarm te slaan. Het signaal kreeg her en der de bijnaam ‘boevenklok’, als teken dat het gespuis de stad maar beter kon verlaten. Buiten rondhangen in het donker was strafbaar. En vaak luidde de avondklok als teken voor herbergiers dat ze de verkoop van wijn en bier moesten staken.  De uitdrukking ‘bel voor de laatste ronde’ vindt hier z’n oorsprong, evenals de bel die in sommige kroegen nog altijd boven de bar hangt. Wijnklok, bierklok en papklok zijn gangbare bijnamen voor deze avondklok. Het was onderdeel van het dagelijks leven in de middeleeuwen: luisteren naar ‘het klokje van gehoorzaamheid’, een warm bordje pap eten en allemaal naar bed (‘naar bed, zei Duimelot; eerst nog wat eten, zei Likkepot…). Uiteraard doet de avondklok terugdenken aan de Duitse bezetting. Per 1 november 1940 moesten Nederlanders binnen blijven tussen middernacht en vier uur ’s morgens. Later in de oorlogsjaren, vaak ook lokaal en tijdelijk, werd het collectieve huisarrest vervroegd en verlengd. Voor Joden gold vanaf juni 1942 al een verscherping van deze maatregel. Zij mochten na 20 uur de deur niet meer uit. 

De Nederlandse taal kent er twee woorden voor: avondklok en spertijd, maar hun oorsprong en geschiedenis verschillen. ‘Spertijd’ roept in Nederland nog altijd negatieve associaties op; het doet denken aan onderdrukking en geweld. Een Germanisme dat in het collectieve geheugen is opgeslagen onder het trefwoord oorlogstaal: spertijd, verzet, executies, hongerwinter, moffenmeid, enz.

Het opleggen van een spertijd bleef in de vorige eeuw overigens geen exclusief Duits instrument. Het Nederlandse bewind in ‘Indië’ greep naar dit middel in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Ook het Militair Gezag, dat in 1944 en 1945 het bestuur in bevrijd Nederland overnam, vaardigde maatregelen uit om de bevolking binnen te houden in de donkere uren. Het verruilde het woord spertijd voor de minder beladen term avondklok. De drijfveer was overigens een andere dan die van de Duitsers: het paste in het streven naar herstel van de rechtsorde, niet van onderdrukking. 

Dat deze grens tussen recht en onrecht geen absolute is, bewijst de huidige discussie over het instellen van een avondklok. In alle gevallen, in alle eeuwen, is de boodschap uiteindelijk steeds geweest: blijf thuis, blijf binnen, schuim niet op straat, als dekmantel tegen ieder gevaar.


  • ‘Burgeroorlog’ is een woord waar ze in rechts-extremistische kringen hitsig van worden’

Sheila Sitalsing, 25 januari 2021

De Bosnische burgeroorlog kende etnische zuiveringen en misdaden tegen de menselijkheid. In Oost-Congo doen landgenoten elkaar dingen aan waar geen woorden voor zijn. De Syrische burgeroorlog hebben we hier een tijdlang elke dag op tv gehad, compleet met filmpjes waarin mensen werden onthoofd en waarin IS-‘strijders’ die in Delft of Zoetermeer waren opgegroeid de lof zongen van de heilige strijd.

Dus toen dit weekend het woord ‘burgeroorlog’ viel, deden we thuis de tv belangstellend iets harder. Er was iets in Eindhoven. Er waren ruiten vernield, er was met dingen gegooid, er was een auto afgefikt, er lag een piano ondersteboven, er waren winkels geplunderd. Er werd met de politie gevochten, met stenen gegooid, met knuppels gezwaaid en met messen gedreigd. Er was traangas, een waterkanon. Na een paar uur rellen was de situatie goeddeels onder controle. Aanhoudingen verricht, gezag hersteld. Een flinke rel, zou je het kunnen noemen. Grotelijks uit de hand gelopen hooliganisme. Vandalisme, criminaliteit, geweldpleging, intimidatie van de pers: allemaal strafbaar. En niets wat je niet met verstandig politie-optreden kan stuiten.’


  • DRIE VAASJES

Volkskrant, 26 januari 2020

EVA EN EDDY POSTHUMA DE BOER
  • ‘Ongevraagd tapt Jaap drie vaasjes, waarvan Maarten de eerste aan de bar in een teug leegt


Het is januari 2004. Maarten van Roozendaal leeft nog en windt er geen doekjes om: onze plaats van ontmoeting móet café Brandon zijn. Ik mag hem interviewen voor het boek Rinus aan de Rekstok (Amsterdams voor Jezus aan het kruis) (volgens de uitgever een onverkoopbare titel) (waar hij later gelijk in krijgt). We hebben het vooral over vluchten.

‘Na vaasje zes legt Maarten uit dat alles veel indruk op hem maakt, ongecensureerd binnenkomt. Het druk is in zijn hoofd. Drank daarbij helpt, verdoofd, minder bewust maakt. ‘Vaak hoor ik achteraf dat mensen het heel leuk met me hebben gehad.’

Hij vindt het een wonder: je wordt geboren en je gaat dood. ‘Door de hiernamaalsgedachte gaan mensen krampachtig leven. Terwijl het appeltje-eitje is: niet stelen en niet liegen. Daar kun je hoogdravend over doen, dat die regels van een god komen, maar het is gewoon het handigst om van elkaars spullen af te blijven, elkaar de ruimte te geven en niet dood te slaan. Lekker Jaap!’

Het einde van onze avond valt samen met het sluiten van de kroeg. Mijn bedwelmde hoofd slaat al een tijdje nog slechts flarden op van al het moois wat Maarten zegt en waarvan hijzelf morgen mogelijk dus niets meer weet. Maar in de buitenlucht, daar op de hoek van de twee grachten, hoor ik hem weer helder. Onthouden dit, denk ik. Nooit vergeten hoe ik hier met Maarten sta. ‘Soms als ik in bed lig krijg ik weer het jongetjesgevoel,’ zegt hij, ‘Dan denk ik: waarom doe ik mezelf dit aan? Het is niet lief om dit jongetje vol te stoppen met drank en sigaretten.’ Hij schiet zijn peuk weg en grijnst zijn onnavolgbare Maartengrijns. ‘Idioot, toch? Ik ben als de dood en ren ernaartoe.’ 


  • EIGENTIJDS WINKELEN

Chris Keulen. NRC, 29 januari 2021

‘Die stilte en sereniteit, in de binnenstad van Maastricht. Ik denk dat dát de uitkomst van alles is. Van corona, de lockdown, de avondklok en de ongelijkheid in de samenleving. De wereld keert zich naar binnen.’


The Gardian, 31 januari 2021.

Hilton Valentine, founding guitarist of the 60s group the Animals and the man responsible for one of the most famous intros in pop history, has died aged 77.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *