IN HET VOORBIJGAAN – benzinestations

In een aantal blogs waar ik voor mij aansprekende architecten beschrijf (Aalto, Dudok, Jacobsen), noem ik dat in hun oeuvre wel een ontwerp voor een benzinestation te vinden is. Nu wil het geval dat het blad ‘Autoweek’ deze week (11 april 2021) een historische rapportage publiceerde over benzinestations.

  • Dank hiervoor aan Jan Jacob Trip : “Het gebeurt niet vaak dat ik je een artikel uit Autoweek doorstuur, maar dit vind je vast wel leuk”.

1. de jaren dertig

Ik lees in het artikel dat in het begin van de jaren dertig er naar schatting 5.000 pompen in gebruik waren, wat neerkwam op een pomp per dertig auto’s. De rivaliteit van de verschillende merken was bikkelhard: werkelijk alle middelen werden aangewend om automobilisten te lokken. Er kwamen luifeloverkappingen tegen de regen, met steeds meer elektrische pompen ter vervanging van de onhandige handpompen, en ook de klantvriendelijke service aan de pomp werd een belangrijk middel om het merkimago te verbeteren.

Elk tankstation had keurig geüniformeerde en degelijk opgeleide pompbediendes, die tijdens de tankbeurt meteen ook je olie en bandenspanning controleerden en al dan niet je voorruit schoon maakten. ‘Iedere maatschappij liep zich het vuur uit te sloffen om zo deftig mogelijk voor de dag te komen.’ Ofschoon de Nederlandse overheid nog wel probeerde om de wildgroei aan benzinepompen enigszins te beteugelen, raakte de markt compleet verzadigd. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam hieraan abrupt een einde aan.

2. van na de oorlog

In 1936 werd dit bijzondere pompstation met garage en dienstwoning, ontworpen door de architecten B.J. Meerman & J. van der Pijll, aan de Graafseweg in Nijmegen gbouwd. Al bij de opening was de ‘NV Auto Palace’ een van de meest opmerkelijke tankstations in Nederland. Niet alleen vanwege de architectuur, ook omdat het 24 uur per dag geopend was.


Cirkels en rechthoeken zijn overal in het gebouw te herkennen. Opmerkelijk is de ronde luifel, waarvan het middelpunt zich precies op een van de hoeken van het vierkanten gebouwtje bevindt. Op de hoek bevond zich de ronde wachtkamer. Bovenop het gebouw staat een 25 meter hoge stalen constructie met glazen wanden, die ’s nachts van binnenuit verlicht kon worden en dan op meer dan tien kilometer afstand te zien was.
In 1977 werd de Graafseweg verlegd en werd het tankstation gesloten. Het gebouw verviel en sloop dreigde, maar nadat het in 1988 op de gemeentelijke en in 1990 op de Rijksmonumentenlijst was gezet, werd het gebouw gerenoveerd door architect Koos van Lith. Sinds 1991 heeft hij zijn architectenbureau in het vroegere tankstation gevestigd.

In het begin van de oorlog ontwierp Dudok een Esso tankstation met service- en opslagruimten in Hilversum, aan de Jan van der Heijdenstraat, vlakbij de hoek met de Minckelersstraat. Het was een futuristisch ogend bouwwerkje met een wit, ovalen dak dat zich uitstrekte over twee smalle werkeilanden. Het station leek totaal niet op Dudoks later zo beroemd geworden voor de Esso tankstations uit 1953.

fotograaf onbekend

Tussen 1953 en 1967 ontwierp Willem Marinus Dudok maar liefst 112 tankstations voor oliemaatschappij Esso. Wat ze allemaal gemeen hadden, was het vleugelvormige betonnen dak. Er waren heel wat verschillen tussen de tankstations voor de rest. Eén van de eerste ontwerpen stond in Vinkeveen.

Shell vertrouwde z’n merkconcept aan Arthur Staal toe en van Ravesteyn ontwikkelde de bouwstijl van alle Fina-stations.

Het Arnhemse Purfina benzinestation, dat in de periode 1957-1959 werd gebouwd
naar een ontwerp van Sybold van Ravesteyn, raakte na het stopzetten van alle activiteiten in 1994 ernstig in verval. Verschillende plannen voor herbestemming strandden. De redding kwam pas toen een makelaarskantoor de restauratie- kosten voor z’n rekening nam en er zelf kantoor ging houden.

Pinterest

In het Nederland van de na-oorlogse wederopbouw nam het democratiseringsproces van de auto pas echt een hoge vlucht waardoor het voor de oliemaatschappijen nog belangrijker werd om zich van elkaar te onderscheiden. De verschillende merken voerden felle concurrentie, waarbij de tankstations niet alleen dienden als datgene waar ze voor bedoeld waren, maar ook als reclame-uiting voor het merk dat men verkocht. In plaats van de verkoop van hun producten aan de handel over te laten, fungeerde de oliemaatschappij als directe verkoper.

In 1962 werd, vijftien jaar later dan in Amerika, getest met een pomp met zelfbediening. Vanaf 1970 drongen de zelfbedieningsstations door in Nederland. Als gevolg van de oliecrisis van 1973 werd er rigoureus gesneden in het bestand. Liefst 6.000 tankstations – de helft van het totale bestand in 1970 – viel ten prooi aan de wat in het artikel uit Autoweek genoemde ‘vandalistische afbraakwoede’ van die tijd. Over de historische waarde en de esthetische pracht van al die monumentale benzinepaleizen werd geeneens nagedacht. De sloopkogels deden hun verwoestende werk zonder dat er ook maar een seconde werd  stilgestaan bij de gigantische hoeveelheid architecturaal erfgoed dat werd vernield.

3. de jaren 80

De auteur stelt dat, gezien de enorme kaalslag die er de voorbije decennia heeft plaatsgevonden, het daarom een mirakel mag heten dat de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed alsnog 28 (!) tankstations uit de jaren dertig en vijftig van de ondergang wist te redden. Slechts een handvol van die historische panden bleef trouw aan de pomp, al de rest kreeg een totaal andere herbestemming. Maar de architecturale oorsprong bleef door de beschermde status grotendeels behouden, wat voor het afbraakzuchtige Nederland tamelijk uniek mag genoemd worden.’

Jarenlang stond het voormalige Q8-station langs de vroegere Rijksweg van Vught naar Eindhoven te verkrotten onder een laag Graffiti, terwijl het toch al sinds 2003 tot Rijksmonument was verklaard. Pas in 2009 werd door de gemeente Den Bosch, de provincie Noord-Brabant en het Rijk een gezamenlijk budget van 800.000 euro uitgetrokken voor de restauratie van het historische Shell-station uit 1933, dat toentertijd als een prototype van het Nieuwe Bouwen werd beschouwd; de architectuurstroming die in het verlengde lag van de Duitse Bauhausschool. 

4. de jaren nu

Vandaag de dag telt Nederland ongeveer 3.000 tankstations. Houders van bemande tankstations hebben door de opkomst van het elektrisch autorijden moeite om rond te komen.  De verkoop van brandstof alleen levert onvoldoende inkomsten op om van rond te komen. Op verschillende manieren proberen tankstationhouders om die reden extra service te bieden. Tankstations repareren bijvoorbeeld telefoons, wassen honden en wassen in grote wasmachines de kleding van sportteams.  


  • IN GESPREK MET BERT HERMANS

Ja, Bert. In de documentatie was me die pomp ontworpen door Jean Prouvé ook opgevallen. Kan me goed voorstellen dat jij nog eens afreist naar de Vitra Campus in Weil am Rhein. Weet dat er op die Campus nog meer opmerkelijke architectuur opgeslagen is, smullen dus, een snoepreisje.

Het gebouw bestaat uit hoekvormige aluminium elementen en door patrijspoorten doorbroken platen. De draagconstructie en muuropbouw zijn bewust en duidelijk – ook qua kleur – van elkaar gescheiden. Het gebouw toont in zijn vormgeving het aangewende materiaal, de techniek en de esthetiek, het is geen verhullende architectuur. Het ontwerp behoort tot de zogenoemde tektoniek.


3 antwoorden op “IN HET VOORBIJGAAN – benzinestations”

  1. Ha Ton,
    Het is een erg leuk blog geworden. Er zitten prachtige benzinestations tussen. De architectuur van ‘infrastructuur’ uit die periode is voor mij zeker zo aansprekend als die van de woningbouw; denk ook aan sommige stations of vliegvelden.
    Het is grappig op te merken dat hoewel de VS vooropliepen bij de invoering van de zelfbedieningspomp, er juist daar nog staten – Oregon en New Jersey – en enkele steden zijn waar self service nog steeds verboden is. Vanwege de veiligheid, maar vooral ook om de werkgelegenheid te beschermen.

  2. Mooie blog over benzinestations! Die van B.J. Meerman & J. van der Pijll en Dudok spreken me erg aan. Er staat ook nog een hele mooie op het terrein van de Vitra Campus in Weil am Rhein. De Vitra Campus biedt een unieke verzameling hedendaagse architectuur, met productiegebouwen, musea, architecturale iconen. Echt een ‘must’ voor de liefhebbers en die staat dus nog hoog op mijn to-do-lijstje. In dit geval gaat het om het benzinestation van Jean Prouvé van rond. 1953. Het door Jean in samenwerking met zijn broer Henry ontworpen tankstation is een van de eerste in een serie. Het werd rond 1953 gebouwd voor de firma Mobiloil Socony-Vacuum en stond aan de ‘Relais des Sangliers’ in het Département Haute-Loire. Het werd in 2003 als één van de nog drie resterende exemplaren uit de verschillende onderdelen opnieuw opgebouwd op de Vitra Campus.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *