Ha Ton,
Heb weer met veel interesse je bijdragen aan het Logboek gelezen. Vooral die over Nederlands-Indië sprak mij erg aan. Mijn halve familie van vaders kant heeft er gewoond en ook in het Jappenkamp gezeten.
Ik heb van een neef een hele doos vol correspondentie en brieven geërfd die verhalen over het leven daar in die tijd. In een van de brieven stond, dat ze ook ratten en muizen moesten eten en verschillende familieleden hebben het dan ook niet overleefd. In de brieven las ik ook dat mijn tante en mijn nicht dikke enkels hadden van de beriberi. En dan nog maar te zwijgen over de meest verschrikkelijke mishandelingen door de Japanse bezetters.
Na de oorlog kwamen ze terug in Nederland en werden hier ook niet bepaald warm ontvangen. Ook dat blijkt uit de correspondentie die ik heb. Zo kregen ze een ‘Tijdelijke Identiteitskaart voor Bevrijde Geïnterneerden’ en daarop werd onder meer aangetekend dat ze een jas, broek, pyama en slippers hadden gekregen die later weer moesten worden verrekend met eigen inkomsten.
Een groot deel van de uit Indië gerepatrieerde familie kwam kort na de oorlog bij mijn ouders in Voorburg wonen. Ook daar zat weer een naar kantje aan, want ik vond bij de stukken uit de oude doos ook een briefje waarop stond: ‘BELANGRIJK! In verband met de heerschende woningnood in Den Haag en randgemeenten, wordt aan Indische gerepatrieerden alleen (vetgedrukt) vergunning tot inwoning vertrekt. Aparte woningen kunnen NIET worden toegewezen.’