‘Mijn vader heeft ons jongens de liefde voor de watersport met de paplepel ingegoten.
‘Op een onbewaakt moment heeft mijn vader een ijszeilboot van iemand gekocht, ik weet niet naar aanleiding waarvan, wanneer of waarom. Opeens was ie er. Een schaats voor, dat tevens tot ‘roer’ dient. Je ligt met je voeten naar voren, zo plat mogelijk. Wel met een integraalhelm op je kop. Onder je bevindt zich een stevig uitgevoerde, bolvormig en buigzame plank met aan de onderkant van de uiteinden ook schaatsen. Zo’n geval gaat dan met echt ijzingwekkende – wellicht komt de uitdrukking daar vandaan – snelheid over de ijsvlakte. Als het ijs bobbelig is maakt dat niets uit, je vliegt eroverheen. Echt aangenaam aan boord is het niet, je ligt in je eentje en de kou is snijdend, hoe goed je ook bent ingepakt. Het grootste gevaar schuilt in de in het ijs vastgevroren boeien.
Mijn broer Peter is de grootste ijszeilenthousiast. In het Friese Langweer, waar het Wybenga-huisje nog steeds staat, kreeg hij bij een prachtig maanverlichte nacht opeens ‘ijszeilneiging’. Zonder dat iemand dat wist gleed hij als enig levend wezen met grote snelheid over het meer, een voor hem onvergetelijke, bijna hallucinatie-achtige ervaring. Pas de volgende dag, over het meer uitkijkend, zag hij de in het meer vastgevroren boeien.
En realiseerde zich dat de Voorzienigheid hem voor rampspoed had behoed.