ACHTERWERK IN DE KAST – reis door mijn kamer (1)

IN DE BOVENKOOI

MAARTEN BIESHEUVEL

‘Reis door mijn kamer‘ is het titelverhaal van een bundel van Maarten Biesheuvel.

Maarten Biesheuvel is als het ware een reisleider in zijn eigen werkkamer. Hij beschrijft wat zijn blik vangt en ontdekt dat er inderdaad in ieder object een verhaal schuil gaat. De objecten die zijn werkkamer bevolken zijn van tweeërlei aard: er zijn spullen die voor het werk onmisbaar zijn, variërend van een briefopener tot een schrijfmachine, en de versieringen die voor hem het vertrek de sfeer geven door hem gewenst, zoals foto’s van helden (Marilyn Monroe, Nabokov) en tekeningen, schilderijtjes. Beide elementen vormen verhalen in zijn reisverhaal.

“Nu vliegt het volgende voorwerp mijn gezichtsveld binnen; een Graf Bluco vloeiroller uit het jaar 1930. Hij staat op mijn bureau tegen de muur aan de voet van het bruidsboeket en ik heb het ding leren kennen op de Stichting voor moeilijke toegankelijke wetenschappelijke literatuur in Delft, daar had ik mijn eerste baan. Ik zat de hele dag aan de telex en kreeg bijvoorbeeld uit Hanover, Brussel of Parijs de volgende vraag binnen: ‘Kunt u een vertaling lokaliseren van het artikel over hoge druk in stoomketels van Boboloeden, dr. Sochi, gepubliceerd in Seisjika Tjia Hing, jaargang 84, jaar 1947, nummer 6, bladzij 1439, het is zover wij hebben kunnen nagaan alleen in het Japans verkrijgbaar, graag morgen antwoord, bye bye en groeten van Madeleine Dutour, secretaresse van dr, Panichelle van het natuurkundig laboratorium van Duitsland.’ Tot mijn verbazing kon ik vaak een vraag beantwoorden, maar op den duur begon het werk me te vervelen. Het grappige was dat je op die telex gewoon kon tikken, je kon er verhalen op schrijven. Dat begon ik op den duur te doen en zo heb ik ‘In de bovenkooi’ haast helemaal op de telex geschreven.”

  • MIJN REIS DOOR DE KAMER

Omdat onze woonkamer vanaf medio maart mijn habitat is geworden, mijn dwarslaesie maakt andere ruimten in ons huis onbereikbaar, kwam ik erop om dit verhaal weer eens te lezen. Als ik met de tillift in het ‘hoog-laag bed’ gelegd ben, kijk ik de kamer rond. De kamer die aangepast is. Het open wandrek is verzet zodat deze muur vrijkwam voor het ‘hoog-laag-bed’. In de serre staat een tillift voor de transfers van bed in de rolstoel en terug. Hij staat zo een beetje uit het zicht. Een sprei dat na het opmaken over het bed wordt gelegd verbloemt de ziekenhuissfeer in de kamer. Zo op mijn bed gaat mijn blik langs de schilderijtjes en de spulletjes in het wandrek en dat doe ik vele keren. Het is mijn horizon geworden. Ik bedacht om wat ik zo zie te gaan beschrijven.

  • VAN DE BOEKENPLANK

Op mijn boekenplank in mijn werkkamer op de bovenverdieping heb ik een aantal verhalenbundels van Biesheuvel staan. Als student in Leiden, nog schoorvoetend de stad en de wereld verkennend, kwam ik in twee boekwinkels, die van ‘Gingsberg’ aan het Kort-Rapenburg voor de studieboeken en die van ‘In de Bovenkooi’ aan de Breestraat op de hoek van de vrouwensteeg naast Minerva. Minerva was voor mij taboe, de winkel niet. In de winter van 1973 stond ik in de boekenwinkel genoemd naar de debuutbundel van Biesheuvel met een boekenbon in de hand. De boekenbon was van Opa van Vloodorp vanwege Kerstmis. In deze inmiddels vierde druk van de Bovenkooi die ik hiermee aanschafte schreef hij: ‘Beste Ton/ Ik heb je leren kennen als een sympathieke ijverige jongen/spreek de hoop uit dat je daar later de vruchten van zult plukken’, met een sierlijke handtekening ondertekend.

  • OPA VAN VLOODORP

Aan de muur in mijn kamer staat tegenover mijn bed een zwart ladenkastje. Daar staan wat souveniertjes op van Opa van Vloodorp. Toen ik hem leerde kennen was hij al ruim de pensioengerechtigde leeftijd gepasseerd. Dagelijks stond hij nog in zijn hoeden- en pettenwinkel in de Boekhorststraat in Den Haag. De winkeldeur klemde wat en de winkelbel klonk. Dan riep ik: ‘blijf maar’ en liep door de winkel via een gangetje naar het achterhuis. Daar zat hij achter een tafel met allerlei spulletjes binnen handbereik. Daar wachtte hij op een klant. Een notitieboekje, wat elastiekjes, een briefopener, een paar doosjes medicijnen en een glas, naar ik me herinner, stonden streng geordend voor hem op de tafel. Tegenover hem stond uitnodigend een stoel. ‘Wil je wat drinken?’

Het schetsje van een jongenskopje aan de muur in mijn kamer is van zijn hand. Het is een werkstuk van zijn opleiding aan de Koninklijke kunstacademie in Den Haag. Hoe graag had hij daar zijn beroep niet van gemaakt. Het was echter vanzelfsprekend dat hij zijn vader in de zaak zou opvolgen. Zijn vaardigheden werden ingezet bij het reclamewerk van de zaak. Het was een bloeiende zaak in Den Haag.

Het straatbeeld van de jaren 70 van de vorige eeuw liet nauwelijks nog traditionele hoeden en petten zien. Opa van Vloodorp had zelf geen opvolger. Een dag in de week had zijn dochter Martha hem in de zaak geholpen, nu was het meer voor de gezelligheid. Uiteindelijk bestond zijn klandizie nog uit wat oude klanten die hun hoed lieten schoonmaken of zelfs een nieuwe hoed bestelden. 

  • IN GESPREK MET HAN PONNEKER

Was de vader van Simon Carmiggelt, die immers in hoeden en petten reisde, in dienst van meneer V.?

Han,

Ik heb het nagezocht. Het was de moeder van Simon Carmiggelt die van de familie Bik afstamde, een familie die generatie lang in hoeden en petten handelde. In het begin van mijn studie woonde ik in een hofje (Slijkeinde) in het centrum van Den Haag, was spoorstudent zoals dat heette en kwam dagelijks op weg naar het Hollands Spoor langs de winkel van Bik gelegen aan de Geest. Het kon niet missen, want aan de gevel hing een hoed met zijn naam als uithangbord. Bik was de concurrent van Opa van Vloodorp nam ik toen aan. Bij navraag, zei hij dat Bik meer petten verkocht en hij meer hoeden, ook had Bik niet zo’n uitgebreid assortiment overhemden en stropdassen. Zij verkochten werkkleding, zoals schorten, jassen voor kruideniers, slagers, kappers en dokters, schildershemden en… zakken waar bloedworst in gemaakt werd. Een echte concurrent was Bik volgens hem dan ook niet. 

Ook Opa van Vloodorp had aan zijn gevel een hoge hoed hangen. Die zag je al als je vanaf de Prinsengracht de Boekhorststraat in kwam, een echt teken aan de gevelwand. Ik meen dat zijn hoed in het depot van het Haags historisch museum is opgeslagen. Het pand is na zijn overlijden niet ‘gemoderniseerd’ en is in zijn oude staat in het straatbeeld nog steeds te herkennen.

Een straatbeeld van de Boekhorststraat uit 1906,  Links aan de gevel is de hoge hoed van Opa van Vloodorp te herkennen.
Een familie foto genomen in 1912 op het binnenplaatsje van het achterhuis aan de Boekhorststraat. Rechts een jonge Opa van Vloodorp. Achter hem staat de bediende Johan, die zijn hele leven in dienst bij de familie was. 
In de gang heb ik een foto van de vader van opa Van Vloodorp in de spiegel gestoken met een spiegelbeeld van twee hoeden uit zijn erfenis.

(WORDT VERVOLGD)


  • VOETNOOT

In deze reis komen de straatnamen Geest en het Slijkeinde voor. In de Haagse Historie (Zomer 2021) lees ik: ‘Deze in het verlengde van elkaar gelegen straten die vanuit het zuidwesten naar het centrum leiden, zijn vele eeuwen oud. De Geest is vernoemd naar de zandrug van geestgrond die rond de Grote – of Sint-Jacobskerk ligt. Fietsers in de torenstraat ervaren nog altijd een lichte helling. De naam Geest werd al in 1316 in Haagse geschriften genoemd. Het was een belangrijk weggetje, dat al vroeg werd bestraat. Dit in tegenstelling tot de route ernaartoe, die na regenval nogal eens in een modderig pad veranderde . De naam Slijkeinde, voor het eerst aangetroffen in archieven uit 1568, spreekt dan ook boekdelen. Het was het eind van het modderpad.

In een hofje in het Slijkeinde woonde ik voor enige tijd tussen wat illustere figuren. Tegenover mij woonde Joop, orgeldraaier die een vast stekje op de Haagse markt had, met zijn maatje. Door de vale gordijntjes zag ik in de avond hun contouren, tegenover elkaar zittend aan de tafel met wat flesjes bier tussen hen in. Bij het betreden van het hofje sloeg het keffertje van Oma aan, die met haar zoon daar vanaf haar kinderjaren woonde. Het verhaal van deze niet alledaagse bewoners is onder constructie. Voor hier wat foto’s uit de beeldcollectie van het Haags gemeentelijk archief.

Joop, op de Haagse markt. foto: Haags gemeente archief.
Het hekje beschermde dat het keffertje van Oma niet tegen je opsprong. Deze was dan nauwelijks van je af te schudden.
Verse boodschappen om de hoek. Foto: Nanne van Huerck

2 antwoorden op “ACHTERWERK IN DE KAST – reis door mijn kamer (1)”

  1. Prachtig sfeerbeeld Ton. Mijn vader was een echte hoedenman en als inwoner van Den Haag en later Voorburg heeft hij vast wel eens een hoed bij Opa van Vloodorp gekocht.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *