ARIL 2020
- ‘Het coronavirus is een ellendeling, maar één ding moet je het nageven: het discrimineert niet en staat neutraal tegenover ras, bankrekening, seksuele geaardheid en gender – al staat dat laatste niet vast, de meeste slachtoffers zijn mannelijk. Ook machtspositie speelt geen rol, met premier Boris Johnson schakelde het virus maandag de aanvoerder van de Britse anti-coronatroepen uit.’ (Bert Wagendorp, 8 april 2020).
- De ongelijkheid in het onderwijs wordt door de lockdown snel groter. Duizenden kinderen hebben geen laptop om op te werken, geen ouders die kunnen of willen helpen. Er is geen plek om huiswerk te maken. Of een combinatie van alle drie zaken.
- ‘Via apps om te videobellen zien leraren deze maanden ondertussen wat jaren uit zicht bleef. Dat Kevin uit groep 7 drie zusjes heeft en overdag zelf voor de jongste moet zorgen. Dat Jins ouders geen Nederlands spreken. In het digitale leersysteem ziet een leraar dat Ozan afgelopen weken maar één keer een kwartiertje inlogde – om half drie ’s nachts. En van Emmy heeft hij al twee weken niets gehoord. Hoe zou het met haar zijn?’ (De Correspondent. 16 april 2020).
- De Hongaarse premier Viktor Orbán gebruikt de coronacrisis om in hoog tempo zijn autoritaire macht uit te breiden. Op 30 maart nam Hongarije een wet aan waarmee Orbán eigenhandig de noodtoestand kan blijven verlengen, zonder goedkeuring van het parlement. De wet stelt bovendien de verkiezingen tot nader order uit. Wie de wet bekritiseert, wordt weggezet als een corona-ontkenner, of ervan beschuldigd het virus niet serieus te nemen. En Orbán is niet de enige regeringsleider die de crisis gebruikt om macht naar zich toe te trekken. Ook in de Filipijnen, Israël, Turkmenistan en Singapore perken leiders de democratische controle op hun macht in. (De Correspondent, 13 april 2020).
- ‘Het virus is gewoon een virus. Maar het hangt ontegenzeggelijk sterk samen met hoe wij leven. Als je kijkt naar hoe dit virus zich gedraagt, dan zie je dat zijn succes niet veroorzaakt wordt door het virus zelf, maar door onze stijl van leven. We eten alles op wat we zien. Als je zomaar allemaal beesten gaat opvreten, dan loop je meer risico dat je besmet raakt door een dierenvirus, ja. Als de westerse mens 30 procent minder per dag zou eten, zou dat veel meer levens redden dan we nu met het bevechten van het virus kunnen doen. Het virus stelt in die zin iets aan de kaak: ons mateloze consumeren en onze wilde rit over de aardbol. We trekken met miljoenen tegelijk per dag over de wereld, en nemen dan dit virus met ons mee. Dat is niet de schuld van het virus, maar van ons gedrag. Het virus dwingt om daar op een andere manier naar te kijken.’ (Psychiater Damiaan Denys).
- ‘Afgelopen Paasweekend kopte een bollenkweker in Lisse zijn tulpen om de grote toestroom van bezoekers te stoppen. Het was zijn gebaar om de verdere verspreiding van het virus te verhinderen.’
- ‘De bollenvelden kun je ook opvatten als de werkkampen van de natuur. Op ‘arme grond’ worden planten onderworpen aan een dictatoriaal regime, wetenschappelijk onderzocht en genetisch gemanipuleerd, en gecorrigeerd door veredeling. Met als doel een eenvormig, dienstbaar, economisch te exploiteren product. De natuur slaat nu terug. Is het toeval dat het Covid-19 virus voor het eerst opdook in een dictatoriaal land dat vermomd is als kapitalistische grootmacht?’ (Arno van Roosmalen).
- Etty Hillesum schreef in tijden van een andere lockdown over haar ‘Verstoorde leven’. Ze ontdekte dat je innerlijke ruimte kan groeien en er licht is als de mogelijkheden in de buitenwereld steeds kleiner en restrictiever worden.
- Vanuit zijn woning in Londen reflecteerde Richard Sennett op de vraag hoe om te gaan met verdichting van steden in tijden van social distancing. De huidige pandemie dwingt ons uit om na te denken over bestaande problemen in de stad. Hij noemt als voorbeeld eenzaamheid onder ouderen. In Londen woont 40% van hen alleen, in Parijs is dat zelfs 68%. De socioloog denkt dat verdichting van steden ondanks de oproep tot social distancing hard nodig blijft. Om stedelijke activiteit en diversiteit te stimuleren. En om , in het licht van de klimaatverandering, de ecologie te ontlasten door efficiënt om te gaan met middelen. Sennett stelt dat je aan de ene kant de levendigheid en diversiteit wenselijk is van dichtbevolkte informele markten en steden, maar dat deze wat betreft gezondheid een nachtmerrie zijn. Aan de andere kant van het spectrum heeft stedenbouw geïnspireerd op Le Corbusier’s Plan Voisin, de ambitie groen en gezondheid te zijn. Deze vorm leidt echter tot grote sociale problemen, met eenzaamheid en sociale afstand tot gevolg. Een hels dilemma. Een stedenbouwkundig model geïnspireerd op de Chinese Shikumen, is volgens Sennett een goed alternatief. In het model bevindt bebouwing zich rondom een hof. Hij pleit voor het model vanwege de modulaire structuur; de woningen zijn afzonderlijk aan te passen, zonder de globale structuur te veranderen. Mits betaalbare oplossingen worden ontwikkeld, is ook bij een tijdelijke crisis verandering ruimtelijk op te vangen. Ander voordeel noemt Sennett variatie in woningtypologieën, waardoor een mix aan bewoners in eenzelfde woningblok kan leven. Ouderen kunnen op de bovenste verdiepingen een woning krijgen, boven bijvoorbeeld een zorgcentrum. Zo hebben ze wat meer afstand tot het dichtbevolkte deel van het blok, maar nog wel onderdeel van het geheel.
- Al voor de coronacrisis was het duidelijk dat er nogal wat nadelen kleven aan de kantoortuin. Voor het televisieprogramma De Monitor deden we een rondgang langs bedrijfsartsen. De resultaten waren schokkend. Meer dan negentig procent van hen zei dat de werknemers de kantoortuin als één van de oorzaken van hun verzuim noemen. Tachtig procent van de bedrijfsartsen hoorde dat de werknemers stress ervaren in een kantoortuin en ruim eenderde zegt dat de werknemers burn-out noemen als gevolg van de kantoortuin. Bijna zestig procent van de bedrijfsartsen vindt dat de kantoortuin moet worden afgeschaft. (…) Maar het is toch ook goed de collega’s te ontmoeten en elkaar in in levenden lijve te zien? Uiteraard. Ik verwacht dat mensen, afhankelijk van de behoeftes, afwisselend naar kantoor komen en thuiswerken. De grote kantoortuin, met tientallen mensen op elkaar gepropt, komt niet meer terug.” (Teun van de Keuken, 19 april 2020).
- ‘Onze wereld is door de corona-uitbraak een stuk kleiner geworden, maar onze buurt wordt er juist groter van. Vertrek- en eindpunt van het blokje om: de eigen voordeur. De eigen wijk is vertrouwd, en voelt toch net even anders dan anders. We vergapen ons aan een weelderige voortuin, de bloeiende blauwe regen, een nogal onlogisch geplaatste lantaarnpaal. We horen vogels die anders worden overstemd door auto’s. We vragen ons af of we die mooie erker en die bloesemboom eerder hadden gezien. We neuzen in boekenruilkasten, flirten met de lapjeskat van twee straten verderop, kijken door ramen naar knuffels van de #berenjacht en op de stoep naar de krijttekeningen.’ (Bart Dirks. 24 april 2004).
- ‘Deze krant, leerde een oudere redacteur me lang geleden, zou elke dag van de week kunnen openen met de kop: ‘Tienduizend kinderen omgekomen door honger in Afrika’. Een kwart eeuw later is dat nog steeds zo. We doen het niet, hoewel er geen woord aan is gelogen. Het is geen nieuws: gisteren was het zo, vandaag is het zo en morgen zal het weer zo zijn. Saai. Het klinkt cynisch, maar nieuws moet verrassend zijn om de lezer te blijven boeien. Die eis wordt momenteel met het coronanieuws fors opgerekt, maar we zijn niet ver van het breekpunt. Laat ik voor mezelf spreken: ik ben dicht bij het breekpunt.’ (Bert Wagendorp. 23 april 2020)