Het markeren van de openbare ruimte met pijlen, strepen en hekjes krijgt in tijden van Corona alle aandacht.
Hoe mensen de ruimte dienen te gebruiken, er hun stempel op leggen, zich de ruimte eigen maken en er hun sporen achterlaten, zijn zaken die me al langer bezighouden. Een aantal blogs op de site gaat hierover, zoals over de Olifantenpaadjes. De eigenzinnige manier waarop in weerwil van de planners mensen hun eigen route van A naar B volgen. Hoezeer ik dat doorgaans waardeer, is het in tijden van Corona niet altijd wenselijk.
Ik zocht in mijn logboek naar een ander verhaaltje over zo’n richtinggevend hekje dat niets aan onduidelijkheid overliet hoe te handelen in het openbaar gebied. Het hekje blokkeerde de richting van de route die ik volgens de plattegrond door hun wijk moest afleggen. De planners hadden dat anders voorzien.
Het was een grauwe november zondagmiddag in november toen ik door Nieuw Waldeck in Den Haag liep. Deze stadsuitleg was zo’n veertig jaar geleden als een experiment voor samenlevingsopbouw gebouwd op de resten van een voormalig tuinbouwgebied op de grens van Den Haag en het Westland. In het stedenbouwkundig ontwerp waren voorwaarden getekend voor een harmonieuze buurtsamenleving. Daar werd door de planners ook op aangestuurd.
In Nieuw Waldeck was het een ‘nul’ situatie van waaruit vertrokken kon worden. Een nieuwe wijk in de polder zonder geschiedenis, zonder botsende leefstijlen en verpaupering, waar beleidsmatig rekenschap mee gehouden moest worden. Wat er kwam was een nieuwbouwwijk met een voor die tijd modieuze en speelse inrichting van het openbaar gebied, wat later als een bloemkoolwijk zou worden getypeerd. (Zie de Blog). Het was in de ogen van velen een aantrekkelijke wijk om zich te vestigen. Het waren mensen uit de oude stadswijken die door de stadsvernieuwing in aanmerking kwamen voor vervangende woonruimte en hogere (midden)inkomensgroepen van elders uit de stad. Voor beiden bood deze stadsuitleg een materialisatie bij uitstek om de wens het oude woonmilieu en wijk van herkomst te ontstijgen.
Tijdens mijn rondwandeling door de wijk werden de resultaten van dit sociaal experiment zichtbaar. Een grote vestiging van de Gamma markeerde de toegang tot de wijk. Deze Gamma leek ook goede zaken gedaan te hebben, gezien een wand van hoge schuttingen en hekjes waarmee de bewoners het openbaar afgescheiden hadden van hun privé. De families van ‘doe maar gewoon’ en de familie ‘doorsnee’, en meer typen die in deze wijk waren samengebracht, waren zichtbaar geen buurtgenoten geworden. Ze hadden elkaar niet gevonden in de ambities van de planners om een communiteit te vormen. De rondgang door de wijk liet wel mooie beelden van gesegmenteerde beslotenheid zien. Ik liep tegen een tuinhekje op. Deze leek op het eerste oog een ‘doorsnee’ hekje te zijn dat een voortuintje afsloot. Het aangebrachte hekje maakte echter op een subtiele manier duidelijk dat ik verder geen gebruik moest maken van deze mooi aangelegde doorgaande openbare wandelroute. Hier liep het dood, de bewoners van dat rijtje woningen hadden daar hun eigen communiteit afgebakend. De toegang was me ontzegd. Ik keerde dat deel van de wijk de rug toe, ik wist mijn plaats. Een leerervaring.
- Ton van der Pennen (2001). ‘Een bijsluiter bij de ruimtelijke ordening’ In: Averechtse effecten. Nieuwjaarspocket 2001. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
‘AFGESCHUT’
Hier in de buurt is een met Nieuw Waldeck vergelijkbare wijk. Eens kijken hoe het daar staat met afschutting. Ik rijd de rondweg op, de Leidse Merenwijk binnen. Toeval? Een grote Gamma vestiging verschijnt in beeld en vervolgens slingert de weg langs de woonerven. Opnieuw viel me op hoe goed de privacy van de bewoners door de schuttingen is garandeert. In de tijd is weinig veranderd. Maar hoe zat het ook alweer met de verhouding tussen prive en openbaar bedacht op de tekentafels en schreef dat uit in de blog ‘Op gepaste afstand’.
Snap shots Merenwijk Leiden. Mei 2020.
Mooie foto’s van Nederland: ‘schuttingland’!