VAN DE BOEKENPLANK – jeroen brouwers (1)

VOORLEZEN

Pak nu van de plank het laatste boek van Jeroen Brouwers ‘Client E. Busken’. In een ruk heb ik het uitgelezen.

Client Busken zit in een rolstoel, in een verpleeghuis met de diagnose alzheimer. “… ikzelf echter ben slechts nu en dan ietwat verstrooid en weet, doorzie en herinner me niet alles meer even duidelijk, dat is iets anders en begrijpelijk gezien mijn gevorderde leeftijd.”

Ik heb geen geel stickertje in het boek gestoken zoals ik dat zie doen in een tv. programma als gevraagd wordt iets uit het werk voor te lezen. Ik sla het boek open, het is zo’n beetje halverwege op pagina 115, zoek een fragment en lees voor/schrijf voor:

“Ik doe of tal van zaken niet tot me doordringen, ik ben me daar gek. Vasulaire dementie, heb ik Carola horen diagnosticeren, wat weet dat mens ervan met haar bekraste bril, gebrek aan dopamine, kwebbel maar raak. Het dopje wordt op gewone dagen, op tijdstippen gedurende welke client niet in zijn/haar kamer verblijft, op de tube terugbevestigd door de persoon, schoonmaakploeg genoemd, die het vertrek en de toiletruimte komt stofzuigen, met een natte dweil de vloeren doet, het bed opmaakt en het dopje op de tube schroeft. Heden is klaarblijkelijk niet een gewone dag, mijn bed ligt er nog precies zo onordelijk bij, ik ben de orde der dagen en die in mezelf bijster, het is geen Hildedag, geen Rutgerdag, ook geen vrijdag, want dan word ik het kantoor van Carola binnengereden of van die andere pot pindakaas, een psycho, dat is iets van dan een psychia, het is ook geen zater of zon, want dan zijn er weer andere zaken om zich zeker en veilig te voelen, bijvoorbeeld bingo met knalprijzen of Stee van Stilte, misschien is het tweede kerstdag, of hemelvaart, of suikerfeest, of iets nationaals voor vrijheid, vorst en volk met zaklopen, gansknuppelen en wc-potten smijten. Barbiekeu. Aangekondigd op het mededelingenbord.”

Geeft dit willekeurige fragment uit het boek goed weer waarom dit boek mij aansprak en doe ik de auteur voldoende recht? Ik sla een bladzijde om en vind het volgende fragment. Jeroen B. – Client E. Husken wacht om gewassen te worden:

“Ze heeft bij de wastafel een washandje nat gemaakt en steekt het me toe. U eigen schoonmaken kan u zelf wel, wat zit u daar nog met dat potlood in uw hand. Ze neemt me het kleurpotlood, nijlgroen, af en steekt het bij de oranje tandenborstel in het glas, waar het niet hoort, het hoort in het emmertje met de andere kleurpotloden op mijn schrijftafel. Ook hoort een potlood niet met een tandenborstel in een wastafelglas, daar een potlood een elitevoorwerp is en een tandenborstel tot het plebs der dingen behoort. (…) Met het fluitje raapt ze het dopje van de tube op, dat tegen de witte rand van de douchevloer naast de toiletpot bleek te liggen, wit tegen wit op witte tegels, ik zie het pas nu ik het zie.”

Ik sla nog een paar bladzijden om en lees:

“De schoonmaakploeg heeft al genoeg te doen, al die papiertroep hier op uw tafel ook. Waar is uw boek. Ze begint mijn paperassen te verschuiven, (…) Blijf ervan af, mens, ik doe of ik naar handen sla. U hoeft niet zo narrig te doen, meneer Busken. Hier is uw boek. Iedereen doet zijn best voor u, u mag best wat vriendelijker zijn en beleefder zijn.”

Ik heb het boek dichtgeslagen en op de plank teruggelegd. Zo af en toe zal ik het oppakken, openslaan en wat fragmenten teruglezen.

2 antwoorden op “VAN DE BOEKENPLANK – jeroen brouwers (1)”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *