GROETEN UIT ROTTERDAM – de kop van zuid

  • IN DE SLAGSCHADUW VAN DE KOP VAN ZUID

Rond de jaren 90 werden bij de transitie van het havengebied op de Kop van Zuid ook de omliggende wijken aangepakt, primair vanuit volkshuisvestingsperspectief. Het vigerende stadsvernieuwingsbeleid was leidend. Voor de Oleanderbuurt in de aangrensende wijk Bloemhof werd sloop voorgesteld voor nieuwe huisvesting ‘Bouwen voor de buurt’. ‘Bouwen voor de stad’ was nog niet zo’n dragend issue bij de gebiedsontwikkeling. Dat zou later komen.

  • STRAATBEELDEN VAN WELEER

 De woningen in de Oleanderbuurt in Rotterdam Zuid behoorden overwegend tot het zogenoemde alkooftype – ‘voor-tussen-achter’ – en waren in vier lagen gestapeld. In de nauwe straten ontbrak het aan speel- en groenvoorzieningen. De te krappe woningen voldeden al lang niet meer aan de toenmalige wooneisen. Een doucheruimte ontbrak doorgaans en het overgrote deel van de woningen had een gezamenlijke opgang en gedeelde zolderetages. In de kleinere gezinnen sliepen de kinderen meestal in de tussenkamer, in de grote gezinnen werd de gemeenschappelijke zolder, die ook als opslag diende en waar de was te drogen hing, als slaapruimte in gebruik. De stedenbouwkundige en sociale tekortkomingen in de Oleanderbuurt bleken niet goed meer op te lossen met alleen renovatie. Om tegelijkertijd het negatieve imago van de buurt te keren – het was een ‘afvalputje’ in de stad – werd daarom besloten tot sloop en nieuwbouw. Er stonden 6 bouwblokken met 1145 woningen, waarvan 800 werden gesloopt en vervangen worden door 350 woningen. Met sloop zou dan wel een goedkoop deel van het woningbestand verloren gaan. 

  • ‘HET HOEFIJZER’

Na het sloopbesluit was de opgave om een passend stedenbouwkundig plan te maken in relatie tot de ontwikkeling van de Kop van Zuid. Deze uitdaging werd door het hiervoor samengestelde ontwerpteam als volgt gedefinieerd: ‘Kies voor de cultuur van de dominante bevolkingsgroep en bouw voor hen de mooiste wijk van West Europa’. Met andere woorden: de Oleanderbuurt zou de mooiste Turkse wijk van Europa worden en zou daarmee als het ware met Istanbul kunnen concurreren. Dit zou in de planvorming terug te vinden moeten zijn door de in het oog lopende knelpunten en problemen op te lossen en de bestaande karakteristieke ruimtelijke structuur, namelijk haar duidelijk ruimtelijk afzondering van de omliggende wijk(en) en stad, positief te benadrukken. In deze beslotenheid zou een eigen specifieke leefwereld voor Turken komen. Stedenbouwkundig gezien betekende dit dat de bestaande fysieke beslotenheid van de buurt geaccentueerd zou moeten worden. De voor de Turkse bevolkingsgroep belangrijke voorzieningen als de moskee en winkeltjes, zouden in het centrum van de buurt hun plaats moeten krijgen. Het was in deze visie juist de eigenheid van de nieuwe buurt die benadrukt moest worden en niet de relaties met de omliggende bebouwing, want die ontbrak nu eenmaal. Dit ‘Hoefijzer’ plan is in redelijke eensgezindheid tot stand gekomen. Boudewijn Manot (Groosman Partners) had dit concept uitgewerkt in opdracht van de projectgroep. Alle partijen in het overleg, van bewonersorganisatie tot de Dienst Volkshuisvesting, van de corporatie tot de Rotterdamse Dienst Stadsontwikkeling, zagen hun ideeën over de toekomst van dit plangebied hierin tot uitdrukking komen. Mij werd een oordeel gevraagd.

  • ‘DE RITS’

‘Dat kan ik zo niet zeggen’, was mijn antwoord. ‘Ik zou in Turkije als men mij dat zou vragen ook niet kunnen zeggen hoe een Nederlander woont.’ Ik zal het de bewoners van de Oleander vragen. Uit dit bewonersonderzoek kwam naar voren dat de grenzen die bewoners uit het plangebied in hun beleving en gebruik van ‘hun’ buurt hadden getrokken, anders lagen dan die de professionals hadden gedaan.[1] De inzichten uit dit  bewonersonderzoek zijn vertaald in een programma van eisen voor het uiteindelijk uitgevoerde stedenbouwkundig plan en de woningplattegronden.[2] De ruimtelijke horizon ging verder dan het gebied waar sloopplannen voor bestonden. De waardering voor het wonen in de Oleanderbuurt van de diverse bevolkingscategorieën was vooral gestoeld op de mogelijkheden die men had om relaties met anderen te onderhouden en goed gebruik te kunnen maken van diverse voorzieningen in de rest van de buurt, de wijk, het stadsdeel en de stad. Hun buurt was deel van de stad. De meerderheid van de bewoners vreesde dat met het voorgestelde  plan (het ‘Hoefijzer’) dat het homogeniseringsproces versterkt zou worden, dat wil zeggen de toename van het Turkse bevolkingsaandeel. Men stelde het niet echt op prijs dat de wijk zich nog scherper als een Turkse enclave van de omliggende wijken zou onderscheiden. In een qua bewonerssamenstelling gemêleerde buurt zag een meerderheid van de bewoners meer integratiemogelijkheden. De toekomstige buurt moest voor hen dan ook gekenmerkt worden door het naast het elkaar wonen van verschillende bevolkingsgroepen. Dit om dominantie van een bepaalde bevolkingscategorie te voorkomen, waardoor anderen zich verdrongen zouden voelen, zou een buurt juist een zo open mogelijk karakter moeten hebben.

Een en ander leidde in het voorjaar 1990 tot een wijziging van het ‘hoefijzer-plan’. Uitgangspunt voor het gewijzigde stedenbouwkundige plan waren de doorgaande routes die de buurt zouden ontsluiten. Elementen uit het hoefijzer-plan waren nog terug te vinden, maar zijn onderdeel geworden van de doorgaande structuur. De voorzieningen zijn niet meer in het hoefijzerblok geplaatst, maar liggen juist op relatief brede assen, die de buurt ontsluiten. In deze ‘rits’ is duidelijk gebroken met het idee van het besloten buurtje en is zo veel mogelijk naar een open structuur van deze woongemeenschap gestreefd. Zowel aan de binnenrand van het plan als aan de buitenrand is open ruimte van enige omvang gesitueerd. Situering van open plekken aan algemeen toegankelijke straten in plaats van binnen een gesloten bouwblok, slechts bereikbaar voor de direct omwonenden. De toegankelijkheid die werd nagestreefd hield in dat gebruikers op een vrijblijvende manier de openbare ruimten zouden kunnen betreden. Dat wil zeggen dat men de keuze heeft al dan niet met anderen contact aan te gaan. Dat men zich niet gedwongen voelt anderen te ontmoeten. Ook bood een aantal kleinere open plekken in dit concept een mogelijkheid dat verschillende groepen iets naar hun zin konden vinden. De openheid bood derhalve ook voor de verschillende groepen haar beslotenheid. Daarmee is duidelijk dat er stedenbouwkundig gezien een voorwaarde werd geschapen voor een open samenleving. 

  • WAT SNAPSHOTS VIND IK TERUG IN MIJN LOGBOEK

‘De Oleanderbuurt ligt ingeklemd tussen de Putsebocht, Putselaan en Dordtselaan en vormt hiermee de meest noordelijke buurt van het binnengebied van de wijk Bloemhof. Een verstedelijkte buurt, grondgebonden woningen komen nauwelijks voor. De stedenbouwkundige structuur is na de sloop ingrijpend gewijzigd, wat met name goed te zien is bij het Oleanderplein. Hoewel de buurt een overwegende woonfunctie kent zijn er diverse voorzieningen aanwezig gebleven, met name aan weerszijden van het Oleanderplein. Het gaat om maatschappelijke voorzieningen, een aantal horecagelegenheden en kleinschalige bedrijfsruimten. Er staan ook een aantal (voormalige) scholen binnen de buurt, en op het binnenterrein ten zuidwesten van het Ericaplein is een speeltuinvereniging gevestigd.’


[1] Pennen, T. van der (1989). Een open en toegankelijke buurt. Bewonersonderzoek Oleanderbuurt; een bijdrage aan de planontwikkeling. Rotterdam, DROS.


[2]  Manot, B.F. (1990). ‘Documentatie Manifestatie Stadstimmeren Oleanderbuurt’. In: G. Aalst et al. (red.). Stadsvernieuwing: nu en straks, ontwerp en beheer. Rotterdam, GWR.

3 antwoorden op “GROETEN UIT ROTTERDAM – de kop van zuid”

  1. KATENDRECHT

    Ooit was Katendrecht een buitenplaats voor rijke Rotterdammers, vervolgens een schiereiland door links en rechts gegraven havenbekkens, een havenbuurt met passagierende matrozen, Chinese stakingsbrekers en meisjes van plezier. In de jaren 70 verwoestte de heroïneprostitutie het anarchistische maar vredelievende karakter van de buurt, waarop de bewoners de criminelen de buurt uitjoegen. Daarna volgde de stadsvernieuwing en toen stond het een tijdlang stil. De criminaliteit en de verloedering weer namen toe en er was niemand die er meer iets aan deed. Katendrecht werd no-go area.
    Men besloot op zoek te gaan naar het wezen van Katendrecht. Dat mondde uit in Katendrecht als het eiland van komen en gaan, waar tegenstellingen bloeiden. Dat leidde tot de keuze om het ruige karakter van ‘De Kaap’ – zoals iedere Rotterdammer Katendrecht noemt – als wensidentiteit te kiezen. Op basis daarvan is de door Bureau Via Handelskade uit Rotterdam bedachte slogan ‘Kun jij De Kaap aan?’ gekozen voor de promotie van Katendrecht.
    Voor de aanwezige bewoners van Katendrecht bevestigde deze identiteit de feitelijke situatie, voor anderen werd De Kaap en de vraag of je die aan kan een onderdeel van de haven waar je nieuwsgierig naar raakte. En bij wilde horen, want iedere Rotterdammer is trots op de haven en herkent het typische karakter dat bij een havenstad hoort. Dat gold niet alleen voor bewoners en ondernemers die zich er wilden vestigen, maar ook voor gemeenteambtenaren, bestuurders en instellingen. Iedereen wilde De Kaap aankunnen. Zo ontstond in korte tijd zoveel elan en energie dat de nieuwbouw wél van de grond kwam, de hertontwikkeling op veel verschillende manieren ter hand genomen werd en bewoners en ondernemers allerlei initiatieven gingen ontplooien.
    Nu is het schiereiland een oase van rust en een goed voorbeeld van stadsvernieuwing en verbetering van het leefklimaat.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *