- Mag graag op een stoel voor mijn boekenkast gaan zitten. Mijn ogen langs de kaften van de boeken laten glijden. In een gesprek noemde Han eens dat de boeken z’n vriendjes zijn. Vaak weet ik nog wel de plek waar ik het boek kocht, als een klein souveniertje, of het moment in de tijd waarin ik het las. Gekregen boeken zijn echte cadeau’s. Mijn oog valt op zo’n vriendje: ‘De bonte droom van het circus’. Dit boek komt van een antiquariaat uit het statige Haagse Noordeinde. De rug is wat beschadigd, het is gelezen en bekeken. Het boek roept bij mij het beeld op van een circus dat zijn tenten opslaat op een verlaten veldje in een dorp, de opwinding bij de schooljongens die erop afkomen, zien hoe het grote doek de vorm van de tent krijgt, hoe de caravans een plekje krijgen op het veld, de rekjes met wasgoed, het hokje voor de kaartjes dat een plekje bij de ingang krijgt. Het circusleven. ‘Hoog geëerd publiek, dames & heren, komt dat zien, komt dat zien!’ Heb het boek tegen het scherm van de laptop gezet voor een snap shot van de omslag, pak het op en mijmer wat verder,
- Ik lees over de geschiedenis van het circus vanaf de oudheid tot de huidige tijd: De saltimbanque – de kermisshow – krijgt een huis; de bloei van het circus in Europa; de geschiedenis van drie bekende circussen van de twintigste eeuw: het circus Barnum & Bailey (‘The greatest show on earth’), Sarrasani en Strassburger; het reizen en bouwen; over de mooiste paarden van de wereld; de roofdieren in het circus, waarin ook de geschiedenis wordt verteld van de dierentemmer en later wereldberoemde grootwildjager en handelaar Carl Hagenbeck; andere grote en kleine dieren in de piste, de clowns, het trapezewerk, de koorddansers, jongleurs en acrobaten; ‘exoten’ als Buffalo Bill, indianen, chinezen en Japanners en ten slotte de droevige ondergang van een circus.
Het boek moet van een liefhebber zijn geweest. Ik vind in het album een krantenknipsel van 16-7-57, dat circus Strassburger een aantrekkelijk programma biedt, met toen al de vraag of de belangstelling voor het circus niet tanende is.
BARNUM & BAILY
- ‘Welkom bij de beste show ter wereld’, buldert de ringmeester door de tent. Rookmachines spuiten witte wolken de lucht in. Hij telt af: ‘Drie, twee, een.’ Dan plots: ‘ba-booom!’. Een acrobaat knalt een felrood kanon uit, zoeft door de lucht en land na een zwierige salto veilig op het kussen aan de andere kant van de tent. Zo begonnen de voorstellingen van het 146 jaar oude Amerikaanse Ringling Bros, Barnum & Bailey Circus meestal. Zondagnacht gaf het gezelschap zijn laatste show. Steeds hogere kosten en steeds minder publiek leidden tot het einde van dit Amerikaanse instituut. Een constante strijd met dierenrechtenactivisten zorgde voor veel slechte publiciteit. Steeds vaker bleven bezoekers weg. Onder druk van demonstranten verdwenen de olifanten een jaar geleden al bij de Ringling Brothers. Maar de wilde katten weg? Dat nooit. Dan liever helemaal geen show meer.’ (Trouw, 22 mei 2017).
OP HET VELDJE
- Toch zijn er nog geregeld kleurige tenten te vinden op dorpspleinen en in binnensteden. Het circus behoort sinds 2013 zelfs tot het immaterieel erfgoed van Nederland. Wie een carrière aan de trapeze ambieert, kan in Tilburg of Rotterdam naar de circusschool.
- De kleurrijke affiches geplakt op de bushuisjes en blinde muren in de buurt had ik al opgemerkt (zomer 2018). Ik hoorde de geluidswagen een aantal keer voorbijgaan, een voorstelling aankondigend. Op het veldje bij ons vakantiehuisje streek het circus Fantasia neer. Dat liet niets aan de verbeelding over.
FELLINI
- Er is een anekdote over de filmregisseur Fellini dat hij op zijn zevende (of z’n twaalfde) jaar wegliep van school, het circus achterna. De metafoor van een piste met zaagsel speelt in ieder geval een belangrijke rol in Fellini’s werk. Niet alleen portretteerde hij de circuswereld in I clowns (1970) en vergeleek hij de rol van een filmregisseur -gespeeld door zijn alter ego Marcello Mastroianni- in 8 1/2 (1963) met die van een dompteur. Maar ook klinkt in bijna al zijn films de circusmuziek van Nino Rota, die tot zijn dood in 1979 de muziek voor Fellini’s films schreef.
Clowns uit La Strada (1954).
Eddy Posthuma de Boer Tentoonstelling fotomuseum Den Haag (2020)
CIRCUS PIPO – ‘SAPPERDEFLAP’
- Woensdagmiddag, 17 september 1958. Een kring kinderen uit onze straat op de grond in de voorkamer bij oma Guldenmond. Vooraf de ‘Verrekijker’ voor het nieuws van overal vandaan, en dan : …. Pipo de Clown! Ik zou zeggen ‘kun je zingen, zing dan mee’ en haal de avonturen van deze circusartiesten weer voor de geest: Kluk-kluk, de misschiet-indiaan (‘[Dat zijn van de gekke‘); de Dikke Deur (“Pipo, koeien!‘), de boeven Snif & Snuitje (‘M-m-mooie p-p-parels, f-f-fijne p-p-parels’), de zigeuner Felicio (‘Dit lijf kan niets’).
Pipo woonde samen met zijn vrouw Mamaloe en hun dochter Petra in een woonwagen, getrokken door hun trouwe ezeltje Nononono. Pipo de Clown was een door Wim Meuldijk (1922-2007) geschreven jeugdserie
Het album ‘De bonte droom van het circus’ heb ik weer (voor even) op de plank teruggezet.
Felicio, je mocht toen nog zeggen, de zigeuner.. diezelfde woensdagmiddag misschien.. Pipo stond met een lang touw een drenkeling uit de branding te trekken. “ voorzichtig meneer Popi anders trek je de zee uit zijn badje”
Er is me verder weinig bij gebleven van die hele Pipo
Het laatste nomadenvolk van de westerse wereld heeft veel namen. In Engeland heten ze gypsies, in Frankrijk gitans of bohémiens. Wij noemen hen ‘zigeuners’, maar zelf noemen ze zich romani of rom. Juist ja, zo worden ze door buitenstaanders geëtiketteerd. ‘In de beeldvorming lijken zigeuners alleen als maatschappelijke paria’s, ideale zondebokken of juist als romantische buitenstaanders tot de verbeelding te spreken. De wereld is door hen gefascineerd, maar tegelijk leeft zij in angst voor deze ‘ongewenste vreemdelingen’, zo lees ik op de flaptekst van het proefschrift van Wim Willems. Hij ging op zoek naar de ware zigeuners.
Het grappige is dat Wim in die tijd bij mij om de hoek waarschijnlijk ook op zijn hurken naar Pipo keek, bij een andere buurvrouw met een tv. En ja, op een andere regenachtige woensdagmiddag lazen we Sjors & Sjimmie, en wat een beelden kregen we niet mee over de buitenwereld op school en in de kerk?
Geweldig! Ik mis alleen de herinnering aan het echte circustheater in Scheveningen. In mijn jeugd, en vast ook de jouwe, gingen we steevast in de zomer naar het Circustheater, toen Circusgebouw. Dat was tot in de jaren 1960 een echt circus, dat alleen in de zomermaanden geopend was. Later kreeg het gebouw de naam Circus Strassburger. De dieren werden met een trein aangevoerd tot het station Hollands Spoor, om vandaar via het baanvak van tramlijn 11 te worden vervoerd naar de Duinstraat, waar een uitlaadperron was. De circusdieren werden vanaf die plek naar het Gevers Deynootplein begeleid.
Ja, Bert, het was voor een aantal jaar ook in mijn jeugd een uitje in de zomervakantie. Ik herinner me de witte paarden met pluimen aan hun hoofd gebonden. Ze liepen hun rondjes in de piste en dan klapte de zweep en draaiden de paarden zich met een ruk om en maakten hun rondjes de andere richting op en zo ging het verder.