Gebouwen worden aangeboden om de druk van de woningvraag te verlichten. Daartoe wordt een hoge dichtheid nagestreefd en worden oplossingen in de lucht gezocht. Daarbij gaat het vooral om huisvesten en niet zozeer om het wonen, zo is bij een toenemende kritiekstroom te beluisteren. Maar was een dergelijke kritiek al niet eerder in de geschiedenis te horen? Jane Jacobs heeft gewezen op de vernietiging van buurtverbanden en levendigheid, die het gevolg waren van de door burgermeester Robert Moses in New York verrichte sloop en nieuwbouw.[1] Zij zag dat door de sloop van de oude buurten een fijnmazig en betekenisvol sociaal en fysiek netwerk vernietigd werd dat betekenisvol was voor de sociale kwaliteit en leefbaarheid van deze stad. In de anonieme hoogbouw die ervoor in de plaats kwam was er nauwelijks sprake van straatleven. Het ontbrak aan dynamiek en de ‘reuring’ die een stad maakt tot wat ze is. Kortom: met die torenhoge gebouwen ontstonden levenloze, dode steden.
De huidige trend van ‘verdichting’ en ‘dan maar de lucht in’ is een overhaaste reactie op overspannen ontwikkelingen op de huizenmarkt, zo wordt gesteld en niet alleen geldt dat in Nederland. De omvang, de massa, het volume en het tempo waarmee in steden gebouwd wordt is indrukwekkend, Grote beleggers uit binnen- en buitenlanden storten zich massaal op torens die in de grote wereldsteden als paddenstoelen uit de grond schieten. Niet omdat het mooie gebouwen zijn, maar omdat de schaarste aan woningen nu eenmaal zorgt voor stijgende prijzen en hoge rendementen. Die hoge gebouwen kwamen vooral tot stand door beleggers in een periode van oplevende economische groei en gingen uit van aan van het behalen van hoge rendementen. Deze gebouwen voegen als het ware niets toe aan de stad, het heeft geen intrinsieke waarde, maar profiteren louter van de locatie en de tijdsperiode. Floor Milikowski [2] illustreert dit statement met de nieuwe bakens die in de skyline van Amsterdam opdoemen, zoals die van het Zeeburgereiland: “Om dit alles mogelijk te maken op een oppervlakte van slechts 30 hectare worden 25 woontorens gebouwd, waarvan 5 hoger dan honderd meter. Het zal de stad voorgoed veranderen.” Zij ziet de extreem hoge bouwdichtheid en de smalle straten voor zich, die dreigen onaangenaam en claustrofobisch te worden. Het lijken geen openbare domeinen voor ontmoeting en alledaagse bedrijvigheid te worden, zo vreest zij.
De Zeeuw – emeritus hoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU Delft – vindt dat de discussie over Op drie kavels in de Sluisbuurt, de nieuwe wijk op het Zeeburgereiland, komen een hogeschool en 750 tot 800 jongeren- en studentenwoningen. Dat zijn de gemeente, Inholland en DUWO met elkaar overeengekomen. De bouw start rond het eind van dit jaar en gaat ruim 2 jaar duren. in Nederlandse steden nu teveel plaatsvindt op basis van emotie, van ‘bij andere wereldsteden willen horen’, en te weinig op basis van feiten. Hetzelfde ziet hij gebeuren met de discussie over stedelijke verdichting, waar teveel het adagium ‘verdichten is goed’ opgeld doet omdat dit ten goede zou komen aan zowel de agglomeratie als aan de stedelijk economie.[3] Het argument dat met woontorens er per definitie meer mensen op dezelfde oppervlakte kunnen wonen, ontzenuwt architect Sjoerd Soeters die tegenover het hoogbouwplan van de gemeente Amsterdam voor de Sluisbuurt een laagbouw-alternatief (zes lagen) presenteerde met hetzelfde aantal woningen. [4]
Soeters stelt vervolgens in het debat dienaangaande, dat er gebouwen worden ontworpen waarbij nauwelijks meer een gedachte of visie is over het leven in een wijk of over een gemeenschap die zich kan vormen in zo’n gebouw. Goed en prettig samenleven is de essentie van een succesvolle straat, wijk of stad. Hij vreest met de opgave om meer en snel te bouwen, dat er wijken ontstaan waarin de rijken der aarde in de luxeappartementen hoog in de lucht wonen, het volk beneden in de schaduw van de torenhoge gebouwen. ‘Boven zitten straks de mensen die ook een boerderij in Toscane hebben en een huis op Long Island. Er ontstaat een soort expat-wereld, waarin mensen onzichtbaar zijn. Ze gaan met de auto de garage in en met de lift omhoog. Je ziet ze nooit.’ In de vele nieuwe woontorens wordt een trend van het ontbreken van waardevolle contacten in de openbare ruimten versterkt. Een toenemend aantal mensen heeft niet meer dan toevallige ontmoetingen in hun directe omgeving. Ter illustratie:
In Rotterdam komen in The Box de duurste appartementen van Nederland. Aan de ene kant een prachtig uitzicht op de Rotterdamse skyline, aan de andere kant ligt een van de armste wijken van Nederland, de Tarwewijk. In het hart van the Box komt een glazen appartement van duizend vierkante meter, met puien van tot wel elf meter hoog. Het moet tussen de 15 en 20 miljoen euro kosten. ‘The Box is voor wie exclusiviteit in de overtreffende trap verlangt’ is te lezen in de prachtig vormgegeven brochure. De bewoners zullen in de watten worden gelegd als in een vijfsterrenhotel. Zo krijgen bewoners hun eigen garage met privélift naar boven. Maar als ze dat te veel gedoe vinden, kunnen ze ook gebruikmaken van valet parking. Op een steenworp afstand van The Box hebben mensen geen geld voor de dokter. Om de hoek schrikken artsen niet meer van tienermoeders van 12, 13 jaar oud. En even verderop wordt tegen de zin van veel bewoners een volkswijk gesloopt.[5]
- EEN DUALE STAD
Met de toenemende populariteit van steden neemt ook de gentrificatie van buurten toe. Bij dit proces worden voorheen bescheiden buurten toegankelijk voor kansrijke nieuwe bewoners. Enerzijds neemt de buurt hierdoor in status toe en kan het de leefbaarheid verbeteren. Maar de buurt verandert daarmee ook van karakter, waardoor oorspronkelijke bewoners zich er minder thuis kunnen gaan voelen. De vraag is of de huidige gebiedsontwikkeling niet een exclusief feestje is voor kansrijke stedelingen. Het kan als een dilemma van de revitalisering genoemd kunnen worden. Door de positieve kanten van de stad verder te ontwikkelen – stimulering van de stedelijke economie, de herwaardering van de stad als cultureel centrum, e.d. – worden de achterstandsproblemen niet opgelost. Het gevaar is er van een maatschappelijke tweedeling: een ongeclausuleerde en ongeremde revitalisering zou een onderklasse’ doen ontstaan, die permanent zou zijn afgehouden van deelname aan de (stedelijke) arbeidsmarkt en bredere samenleving. Gentritficatie en sociale problemen zijn twee kanten van dezelfde medaille van de stedelijke ontwikkeling. Beide elementen bepalen de discours over een ‘gepolariseerde groei’.[6] Het ‘plaatsmaken’ voor minder kansrijke stedelingen verdient dan ook een prominente plek in het discours over gebiedsontwikkeling. Niet alleen omdat zij de kwetsbare partij zijn, maar ook omdat de stad zonder dit gemêleerde gezelschap een saai feestje wordt.
[1] Jacobs, J. (1961). The death and life of great American cities. New York Random House Inc.
*Een les uit dit verleden: Franke, S. & G. J. Hospers (red.) (2009). De levende stad. Over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs.Amsterdam, SUN Trancity. *Zie ook: Zukin, Sharon (2009). Naked City. The death and life of authentic urban places. Oxford: University Press.
[2] Milikowski, Floor (2018) ‘Zijn we vergeten wie we zijn?’ In: De Groene Amsterdammer, 24 januari, nr.4.
*Milikowski, Floor (2018), Van wie is de stad? Amsterdam: Atlas Contact.
[3] Gebiedsontwikkeling. Nu Bouwkunde (TU Delft). d.d. 5 maart 2018.
[4] Gebiedsontwikkeling. Nu. Bouwkunde (TU Delft). d.d. 19 april 2019.
[5] Veelen, Arjan van (2019). ‘De armste stad van Nederland krijgt straks het duurste huis ooit en waarom ook niet?’ In: De Correspondent, 14 februari.
[6] Zie: Van der Pennen, Ton. (2016). Schetsboek. Bouwstenen uit de recente geschiedenis van de stedenbouw. Amsterdam: IOS Press. pp. 131, e.v.
2 antwoorden op “GEBIEDSONTWIKKELING – wonen uit het zicht? een debat”