IN GESPREK MET ADRI DUIVESTEIJN – stadsvernieuwing als ‘kulturele activiteit’

  • VAN STADSVERNIEWING NAAR STEDELIJKE VERNIEUWING

Adri Duivesteijn bereidde in 1985 de campagne ‘Stadsvernieuwing als kulturele aktiviteit’ voor. Het markeert een omslag in de stedelijke geschiedenis waar gebroken werd met de ‘confectie’ stadsvernieuwing’ dat ‘bouwen voor de buurt’ was geworden. De stedenbouw en architectuur kregen naast de volkshuisvesting een plaats in het planproces. In stedenbouwkundig opzicht werd deze beleidsvisie vertaald in verdichtingsbouw en menging van functies. Daarnaast vormden de infrastructurele werken en iconische bouwwerken een karakteristiek element in die ‘eigentijdse’ stedelijke plannen. De stedelijke vernieuwing, die vanaf de jaren 80 gestalte kreeg, bracht het grootschalig denken en het ontwikkelen van brede visies weer terug in de lokale planvorming. Het stedenbouwkundig ontwerp werd gezien als een onderzoek naar ontwikkelingsmogelijkheden van bepaalde gebieden. Architectuur werd weer gezien in de betekenis die het kan hebben op de identiek en het gedrag van bewoners. Weinig aandacht voor de esthetische kwaliteit van de woning/woonomgeving kan leiden tot identiteitsverlies, is dan de stelling.  Een goede vormgeving van de openbare ruimte kan bovendien de aantrekkings­kracht van de buurt voor de hogere inkomensgroepen vergro­ten, het doorbreken van wat genoemd werd ‘eenzijdige bevolkingssamenstelling’.

Juist in de Ruimtelijke Ordening kunnen keuzen gemaakt worden die de fysieke mogelijkheden vormen voor een stedelijke samenleving: de mogelijkheden voor ontmoetingen, de speelruimte voor sociale structuren, de voorwaarden voor een waardig bestaan en voor een stedelijke cultuur.” Adri Duijvestein wilde het voor bewoners van stadsvernieuwingsgebieden, wat hij noemde, het meedogenloze productie denken, omsmeden tot kwaliteitsdenken. Nederland ging volgens hem gebukt onder ‘een crisis in de architectuur’, in een tijd waarin ‘de ene stedenbouwkundige blunder na de andere werd gemaakt’. Hele wijken, ook in Den Haag, waren vol gezet met flats en rijtjeshuizen in de bekende, treurig stemmende betonsnit. ‘Stadsvernieuwing als kulturele aktiviteit’, werd Duijvesteins motto. Hij wilde alleen nog veranderingen die pasten bij de wijk en bij de wooncultuur.

  • Stadsvernieuwing als kulturele aktiviteit / eindred. Jan Geleijnse, Gerrit Jan de Rook ; tekst Adri Duivesteijn, Henk Overduin. – Den Haag : Gemeente Den Haag, 1985.
CHARLES VANDENHOVE IN DE HAAGSE STATIONSBUURT.

Een voorbeeld project voor deze beleidsomslag is de interventie van Charles Vandenhove in de Haagse Stationsbuurt. Deze architect wist de synthese te maken tussen moderne architectuur en de visuele kwaliteiten die in de Stationsbuurt beeldbepalend waren.  [1] 

  • HET HAAGSE STADHUIS

Voor het nieuwe stadhuis in Den Haag lanceerde Adri Duivesteijn in 1986 ambitieuze plannen voor een combinatie van een theatercentrum en een stadhuis/bibliotheek. (2) Hiermee stelde hij de relatie tussen samenleving, politiek en architectuur centraal. De totstandkoming verliep zeer moeizaam. Allereerst draaide Duivesteijn het raadsbesluit over de beoogde locatie terug ten gunste van het braakliggende Spui, een centrale plek in het centrum van de stad. Uiteindelijk leidden financiële problemen in 1989 tot zijn aftreden en collega wethouder Van Otterloo (financiën). Het stadhuis, ontworpen door de Amerikaanse architect Richard Meier, werd desondanks conform de plannen van Adri Duivesteijn gerealiseerd en begin jaren negentig opgeleverd.[3]

HET HAAGSE ‘IJSPALEIS’ – RICHARD MEIER.
  • DE VAILANTLAAN DEN HAAG

Adri Duivesteijn gaf niet alleen buitenlandse architecten maar ook jonge Nederlanders de gelegenheid om te bouwen, zoals Jo Coenen voor de Vaillantlaan. Het Vaillantlaanproject is een van de meest aansprekende projecten van de toenmalige opgaven in de Nederlandse stedelijke vernieuwing, terwijl het project tegelijkertijd het einde van de stadsvernieuwingsarchitectuur markeert. Het brak met de traditie van het bouwen voor de buurt en verlegde de opgave naar verbetering van de stedelijke openbare ruimte, in dit geval een van de hoofdverbindingen door de Schilderswijk. (4)

VALLAINTLAAN – JO COENEN
  • DE SCHILDERSWIJK  

Nog een voorbeeld van stedelijke vernieuwing uit die tijd: ‘Punt-Komma’. Het complex omvat twee woonblokken met in totaal 106 woningen en werd in 1988 opgeleverd. De hiervoor aangetrokken Portugese architect Alvaro Siza werkte vanuit het besef dat er meer aandacht moest komen voor de architectonische vormgeving, zowel van de plattegrond als de gevel. De blokken zijn zeer neutraal vormgegeven en zetten een Nederlandse woningtraditie voort: Haagse portieken, baksteengevels, gesloten bouwblokken. Slechts incidenteel zijn er door middel van materiaal- en kleuraccenten verbijzonderingen aangebracht. In samenspraak met de voornamelijk islamitische bewoners werden speciale plattegronden met een bijzondere verkeersstructuur ontwikkeld. (5)

SCHILDERSWIJK -PUNT KOMMA – ALVARO SIZA
  • DE ARCHITECT

Voor diverse Nederlandse stedelijke vernieuwingsprojecten werden internationaal gerenommeerde architecten en stedenbouwkundigen aangetrokken, waardoor aan de plannen een zeker allure werd gegeven. De Italiaan Aldo Rossi had de herstructurering van het Haagse abattoir terrein voor zijn rekening genomen. Het Haagse Spuikwartier was deel van stedenbouwkundige plan van de Luxenburger R. Krier. In Groningen had de Italiaan A. Mendini groen licht gekregen voor het Groninger museum en Jo Coenen werkte ook in het uiterste zuiden van Nederland samen met Aldo Rossi. De Zwitsers Mario Botta, Aurelio Galfetti en de Portugees Alvaro Siza gaven invulling aan het Maastrichtse Sfinx-ceramiqueterrein. In Rotterdam waren het de Franse Dominique Alba, Jean Nouvel en Philippe Roux die uitgenodigd werden om enkele basisconcepten voor de Schiehaven te ontwikkelen. Het Eindhovense Heuvel/Marktgebied werd ontwikkeld onder supervisie van de Duitser Walter Brune, enz., enz.

  • AFSLUITEND

Architectuur is voor Adri Duivestein nooit een doel op zich en evenmin een autonome kunstvorm. Architectuur is een maatschappelijke, scheppende taak die wellicht kunst kan worden, maar niet op voorhand, noch noodzakelijkerwijs. ‘Architectuur’, schreef hij, ‘heeft slechts betekenis als zij in staat is zowel de ontwikkeling van de samenleving als die van de architectuur te verrijken.’ Het gesprek over architectuur kan niet voorbehouden zijn aan de vakgemeenschap, maar juist ook vraagt om bijdragen van degenen voor wie wordt gebouwd. Hij entameerde dat gesprek door de jaren heen van harte en schuwde confrontaties met gevestigde opinies niet. Het oproepen van weerstand is inherent aan discussie met verschillende geledingen binnen dezelfde samenleving. Wonen is van alle mensen, maar professionals zijn bij de realisatie van woningbouw en publieke ruimte evenzeer een onmisbare partij. Omdat de stad ‘niet moet worden gemaakt door steriele regels en planningsapparaten, maar door mensen van vlees en bloed, van geest en visie’, moet het debat telkens opnieuw worden gevoerd.


[1] Freijser, Victor (1988) (red.). Visie op de stad. Charles vandenhove in de Stationsbuurt. Den Haag/Rotterdam: Gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling-Grondzaken/Uitgeverij 010.

Niet ver van het stationsplein is een ander project van deze Belgische architect te vinden. Het in 1999 gebouwde complex bij het Huygenspark: de Croissant en de bocht van Guinee. Ook hier zijn neo-classieke stijlvormen uit de 18e en 19e eeuw aangebracht die in de omgeving aanwezig zijn. 

De Bocht van Guinee.

[2]  Er werd een architectenprijsvraag uitgeschreven waar Saubot & Julien/WZMH, Johannes Boot, Helmut Jahn, Richard Meier en Rem Koolhaas hun plannen indienden. De Amerikaan Richard Meier won uiteindelijk de prijsvraag. Met het ontwerp werd in 1986 begonnen. Het werd gebouwd in de periode 19901995. De opdrachtgever voor de bouw is het ABP Pensioenfonds, de aannemer Wilma Bouw. De bouwkosten bedroegen €125 miljoen, het bruto vloeroppervlak is 131.000 m². (Wikipedia).

[3] Duivesteijn,  Adri (1994). Het Haagse Stadhuis. Bouwen in een slangenkuil. Nijmegen: Sun.

(4)

  • De Schilderswijk was een lappendeken. Voor de Vaillantlaan, die nog moest worden opgeknapt, formuleerde de Dienst Stadsontwikkeling Grondzaken van Den Haag daarom een aantal uitgangspunten die moest leiden tot minder verbrokkelde stadsvernieuwing. De laan moest een echte brede laan worden met ‘stedenbouwkundige kwaliteit’. Alle bestaande bebouwing – 1100 woningen – moest worden gesloopt en er zouden minder winkels terugkeren dan op de oude Vaillantlaan. Jo Coenen werd in 1987 gevraagd om gestalte te geven aan deze ambities. Coenen ontwierp een laan die begint met een groot plein, vervolgens kaarsrecht door de Schilderswijk loopt, dan een flauwe bocht maakt en ten slotte weer recht doorloopt. Hij voorzag aan twee zijden van de laan bomen waarachter lange woonblokken van vier lagen op zouden doemen. Kruispunten moesten worden geaccentueerd met een paar extra woonlagen. (
  • Duivesteijn, Adri. z.j. [ca. 1990]. ‘Epiloog’, In:  Jo Coenen en de Vaillantlaan. Een nieuwe visie op stedebouw en stadsvernieuwing. Rotterdam, NAi Uitgevers). Bernard Hulsman deed eveneens verslag van dit project in NRC-Handelsblad, 8 november 1996.

(5)

  • In die tijd was een discussie gaande omtrent  ‘multicultureel bouwen’ (Vromraad, 2002). Met dit concept werd getracht om de culturele diversiteit in de gebouwde omgeving tot uiting te laten komen. In de kern is multicultureel bouwen het tot uiting laten komen van culturele diversiteit in de gebouwde omgeving, een tegenhanger van monocultureel bouwen.
  • Ook ik leverde een bijdrage aan deze discussie o.a. door aan te geven hoe je in een woningplattegrond vorm kan geven aan de culturele achtergrond van de bewoners. De woning kan door middel van schuifwanden anders worden ingedeeld. Hierdoor werd het mogelijk om een openbaar en een privécircuit te creëren. Via het openbaar circuit worden zo de entree, de woonkamer en de keuken bereikbaar; het privé-circuit omvatte de slaapkamer, de badkamer en het balkon. Wanneer bijvoorbeeld de man bezoek zou ontvangen, kon de vrouw zich terugtrekken in het privé-circuit. Door de schuifwanden te gebruiken kon de vrouw ook ongezien de woning in- en uitgaan en in de keuken komen. Het toilet kreeg twee deuren zodat het vanuit beide verkeerscircuits bereikbaar werd. Het werd een ruime woning waarbij ik het culturele label, dat het een migranten woning zou zijn, relativeerde met: ‘Wie wil er in zo’n ruime woning niet zijn geschiedenis maken?’ Pennen, T. van der (1990). Wonen in een oude stadswijk (2 delen). Rotterdam/Leiden, gemeente Rotterdam (DS & VH)/Rijksuniversiteit Leiden/ROV.

4 antwoorden op “IN GESPREK MET ADRI DUIVESTEIJN – stadsvernieuwing als ‘kulturele activiteit’”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *