GEBIEDSONTWIKKELING – debat & strijd

HET SPUIKWARTIER (1)

  • IN VOGELVLUCHT

Verschillende gebieden aan beide kanten van het Spui zijn door de eeuwen heen het Spuikwartier genoemd. Hieronder vallen onder andere de voormalige Haagse Jodenbuurt (Spui-Wagenstraat), maar ook het gebied rond de Turfmarkt grenzend aan het Spui. In het midden van deze gebieden ligt het huidige Spuiplein. Aan dit Spuiplein staat het stadhuis, het ‘IJspaleis’, de Openbare bibliotheek met de VVV en een hotel. Tot 2015 stonden hier ook het Lucent Danstheater en de Dr. Anton Philipszaal. Op deze plek zal volgens de plannen in 2021 het dans en muziekcentrum Amare worden geopend.

In het gebied zijn veel overheidsinstellingen gehuisvest. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koningrijksrelaties, Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de directoraten-generaal Ruimte en Milieu van het ministerie van Infrastructuur en Milieu,  evenals de Nederlandse Meldingsautoriteit.

Aan de Turfmarkt staat ook de Resident. De Resident is een verzameling van woningen, enige horecavoorzieningen en kantoren. Dit Rijkskantoor bestaat uit Helicon en Castalia (‘De Haagse Tieten’). Het Muzenplein vormt het hart van de Resident en wordt begrensd door de Muzentoren, de Zürichtoren, de Hoftoren en het Rijkskantoor Rijnstraat 8 (Jan Hoogstad, zie noot 5). In het gebied is ook een deel van de Universiteit Leiden en de TU Delft gehuisvest.

  • EEN VEELHEID AAN VISIES, SCHETSEN EN PLANNEN

Tot de bouw van het Staatsspoor in 1870, was het een gebied met bleekvelden en huizen met grote lappen tuin. De wijk was verder een echte ambachtswijk, een wijk ook met veel kroegen en prostitutie. Door de vele aanlegplaatsen voor de binnenvaartschippers in de grachten had de bedrijvigheid een karakteristiek karakter (Zie voetnoot 4).

1945

Na de Tweede Wereldoorlog is het gebied onderwerp geweest van verschillende ontwikkelingsplannen, geïnitieerd vanuit de overheid. Als eerste ging Dudok aan de slag. Op 7 januari 1946 komt hij met zijn voorstel ‘Herbouwplan Bezuidenhout-Spui’. De kern in zijn ontwerp was het Plein 1945, waar de toenmalige vijf ministeries en de Tweede Kamer zich moesten bevinden. Dit plan bevatte een groot aantal ‘parkways’ en statige bouwwerken. Een aantal architecten ageert zich tegen de visie van Dudok en stellen hun eigen plan op.

In 1953 verschijnt dit plan voor het gebied met als titel ‘Plan 2000. Na discussie kwam het Plan Mouton dat daar weer op voort borduurde. Op het stadhuis werd ook niet stilgezeten en de gemeente bracht in 1958 de ‘Verordening Houtmarkt-Turfmarkt’ uit, waarin een voorstel wordt gedaan om het hele gebied te slopen en te vervangen met kantoren en een schouwburg. De ontwerpopdracht wordt aan particulieren overgelaten, waardoor projectontwikkelaar Reinder Zwolsman in beeld verscheen. Deze doet de gemeenteraad een voorstel om het ontwerpplan van de Italiaanse architect Pier Luigi Nervi te laten uitvoeren. Het plan Nervi bestond uit veel hoge torens, met onder meer een 140 meter hoge toren tegenover de Nieuwe Kerk. Een hoogte waar Den Haag in de jaren 60 nog niet ontvankelijk voor bleek.

1970

Gebaseerd op de modernistische plannen van Nervi en deels geïnspireerd door de plannen van Hoog Catherije in Utrecht kwam in 1970 het plan ‘De Nieuwe Haagse Hout’ uit, dat ook een massaal en bijna futuristische blik bood op dit deel van Den Haag. Het plan was ontwikkeld door Lucas & Niemeyer.  Onderdeel van dit plan waren de gebouwen voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken (1974) en Justitie (1978), alsook het Transitorium (1975). Met de bouw van het Transitorium werd al begonnen in 1967, nadat in 1964 het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, dat op deze locatie stond, tot de grond toe afbrandde. De rol van Reinier Zwolsman hierbij is nog steeds dubieus en nooit opgehelderd. Zijn betekenis voor Den Haag en Scheveningen badplaats is zeker een andere blog waard.

In de loop van de jaren 70 verdween de bebouwing aan de zuidzijde. Er werd een busstation aangelegd en de nieuwbouw van de twee ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie kwam van de grond. Toen het busstation na enige jaren werd verplaatst verdwenen ook de tramsporen van de laatste Haagse tramlijnen die daar hun eindpunt hadden. De lijnen 1 en 16 kregen andere bestemmingen. Besloten werd om op die plek een nieuwe concertzaal voor het Residentie Orkest en het danstheater te gaan bouwen, waarmee een nieuwe bouwstroom in het gebied op gang kwam.

‘Terugkijkend naar het verleden kunnen we constateren dat veel oude panden, soms hele straten, zijn afgebroken en verdwenen. Maar de tijd gaat verder: nieuwe architectuur vervangt de oude en houdt de stad levend.’

1980

Carel Weeber tekende op verzoek van het toen progressieve stadsbestuur een stedenbouwkundig raamwerk waarin het gebied een nieuwe ruimtelijke structuur zou
krijgen. Weeber maakte voor het stedenbouwkundig plan gebruik van klassieke middelen als straat- en pleinwanden, en creëerde de basis voor de nieuwe Turfmarkt,
de drager van het gebied voor langzaam verkeer. De Zwarte Madonna, het RO/NDT-complex en het Mercure-hotel werden rond 1980 op basis van het plan gerealiseerd. De nieuwbouw bracht nieuwe bewoners en bezoekers naar het gebied. 

Voor het gebied worden nieuwe architecten aangesteld om een masterplan te maken. Nadat Norman Foster en Rem Koolhaas afvielen werd in 1988 de Luxemburgse architect Rob Krier aangesteld om een masterplan voor het gebied op te stellen. Het oorspronkelijke plan bevatte onder meer een nieuw, door Krier ontworpen Centraal Station en kende veel lange boulevards en een winkelcentrum overeenkomstig de Haagse Passage. Dit plan, werd niet uitgevoerd, maar Krier werd wel gevraagd om het LaVi-Kavel te ontwerpen. Zijn uiteindelijke visie werd in 1993 goedgekeurd door de Haagse gemeenteraad, waarbij er ook partijen voor de financiële kant van het project waren gevonden MAB en het Bouwfonds. Het LaVi-kavel kreeg hierbij ook een nieuwe naam: De Resident. 

DE RESIDENT

Krier stelde op zijn beurt weer architecten aan om te werken aan het project. Dit gebeurde aan de hand van een aantal workshops. Er werden voornamelijk grote internationale architecten gevraagd voor het ontwerp van de gebouwen van de Resident, zoals Adolfo Natlini, Cesar Pelli en Michael Graves. Nederlandse inbreng moest komen van onder andere Sjoerd Soeters, Scala Architecten, Dirrix van Wylick, Gunner Daan en de architecten van de ‘Zwarte Hond’.

In het voorjaar van 1994 werd begonnen met de bouw van De Resident. Kosten werden begroot op ƒ450 miljoen (omgerekend zo’n €204 miljoen) en het project moest in 1998 klaar zijn. De datum van 1998 werd niet gehaald, de eerste gebouwen openden rond het jaar 2000. Uiteindelijk werd de bouw rond 2007 afgerond, hoewel er naderhand nog een aantal wijzigingen plaats hebben gevonden wat betreft inrichting van de openbare ruimte.

1986

In 1986 schreef Cees Swinkels in de Architect dat er een kans zou zijn dat Den Haag over enkele jaren verrijkt zal zijn met projecten als dat van de Amerikaan Richard Meier. ‘Een stadhuis annex bibliotheek is waar het om draait. Het fundament onder deze uitnodiging is echter op zodanig drassige bodem gestoeld dat realiseringskansen minimaal geacht moeten worden. Onder de vlag van ’kwaliteitsverhoging’ en ‘bevordering van de inhoudelijke discussie over architectuur en stedenbouw’ wordt een doorzichtig politiek spel gespeeld. Kan daar iets goed uit voortkomen? Of gaat het dezelfde kant op als met het plan dat Nervi ooit maakte en waar na veel getrek en geduw twee onooglijke ministeriegebouwen in het Spuikwartier uit resulteerden?

Massastudie voor een stadhuis/bibliotheekcombinatie aan het Spui in Den Haag. Rechts de in aanbouw zijnde accommodatie voor het Residentie Orkest en het Nederlands Dans Theater. De ca. 90.000 m2 die voor stadhuis en bibliotheek nodig zouden zijn wist de dienst Stadsontwikkeling/ Grondzaken per computer snel in een groot blok met drie atria onder te brengen. Het cirkelvormige deel stamt uit het stedenbouwkundige plan dat Carel Weeber voor het gebied maakte en waarvoor eerder een andere bestemming gold.
  • INGEDIENDE PLANNEN VOOR EEN STADHUIS
  • INTERMEZZO

‘Projectontwikkelaars willen alleen maar zo veel en zo snel mogelijk winst maken. Het belang van de eigen onderneming, dát telt, de stad en haar inwoners, daar houdt men geen enkele rekening mee. Economische waarden, daar leven ze mee. Alles moet ervoor wijken.’ Woorden die de Haagsche Courant in die dagen noteerde uit de mond van het gemeente raadslid Joop ten Velden (PvdA). Binnen de kring van gemeentepolitici die wat kritische kanttekeningen plaatsten bij de rol van projectontwikkelaars komt bij hem uit, of bij Adri Duivesteijn en hun collega van de PPR Jack Verduyn Lunel. Ze waren van mening dat de macht van de projectontwikkelaars aan banden gelegd moest worden. Dit op grond van de jarenlange perikelen met o.a. het Nervi project, het Centraal Station: ‘Niets ontziend heeft het CS de naaste omgeving aangevreten, een ontwikkeling op gang gebracht waarbij, met het station als middelpunt, de buurt naar alle kanten toe langzamerhand kapot maakt’ ‘De gemeente moet goede bestemmingsplannen maken’, was hun adagio.’ Adri e.a. kwamen met hun ‘Stadsvernieuwing als kulturele aktiviteit’, en gaven daarmee inhoud aan hun kritiek op de megalomane nietsontziende plannen. In de discussie over het stadhuis speelde hun streven naar kwaliteit een zekere rol. Elders op de website is wat meer te lezen over dit inzicht en de effecten.

  • BOUWEN IN EEN SLANGENKUIL
  • IN GESPREK MET ADRI DUIVESTEIJN

‘Vrij spoedig na het ontstaan van het stadhuisidee in 1986 besloot ik mijn ervaringen op te schrijven en te documenteren. Het proces waarin de gemeente Den Haag zich had begeven kon een belangwekkende ervaring worden op het toen nog jonge terrein van de stedelijke vernieuwing. Een ‘case study’ van deze Haagse poging om de stad van binnenuit te veranderen en te vernieuwen kon van betekenis zijn voor een nieuw binnenstadsbeleid, met een beschrijving van motieven, kansen, gevaren en procesgang. En omdat ik als wethouder Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing de ambitieuze plannen voor een theatercentrum en een stadhuis/bibliotheek aan het Spui had gelanceerd, zag ik het als een unieke gelegenheid zo’n ‘case study’ te schrijven. Ik wilde ermee aantonen dat er beter met de binnenstad kon worden omgegaan dan op de anti-stedelijke manier die ‘cityvorming’ heette, en dat daarvoor ook een draagvlak kan ontstaan.’

‘Ik wilde ook laten zien dat openbare bestuurders hun beleid niet slechts op liberale economische principes hoeven te baseren. De erkenning van de onvermijdelijkheid van het vrije marktbeginsel laat voor bestuurders in dienst van de gemeenschap nog vele kansen om hun handelen te doorweven met maatschappelijke waarden en betekenissen. Juist in de ruimtelijke ordening kunnen keuzen worden gemaakt die de fysieke mogelijkheden vormen voor een stedelijke samenleving: de mogelijkheden voor ontmoetingen, de speelruimte voor sociale structuren, de voorwaarden voor een waardig bestaan en voor een stedelijke cultuur. Zeker sociaal-democraten zouden het als hun plicht moeten zien deze kansen te benutten en daarbij kwaliteitskeuzen te maken. De casus zou kunnen tonen hoe dit principe praktisch gestalte kan krijgen, bijvoorbeeld door vormen van publiek-private samenwerking.’

  • HOE ONTSTAAT EEN IDEE?

‘In mijn fascinatie voor de oorsprong van ideeën heb ik mij ook vaak afgevraagd hoe dat nu bij mij persoonlijk zit. Hoe kom ik zelf tot ideeën en gedachten, en hoe handel ik zodanig dat deze ideeën en gedachten uiteindelijk ook gerealiseerd worden? In deze zoektocht ben ik tot de conclusie gekomen dat het vaak een combinatie is van het (moeten) oplossen van een vraagstuk zonder dat een natuurlijke oplossing voorhanden is, en het hebben van de mogelijkheden om zelfstandig te kunnen handelen. Voor mij was de vaak wat schertsend genoemde ‘brainwave’ om te komen tot een stadhuis in het hart van Den Haag – op dat moment een volstrekt verpauperd gebied – zo’n kantelpunt.’

  • RANJA MET EEN RIETJE OP EEN ZOMERS TERRAS

‘We (het net nieuw aangetreden college van B&W) waren op een retraite om nader kennis met elkaar te maken en zaten in een pauze op een terras aan zee in Kijkduin en raakten met elkaar in gesprek over hoe om te gaan met de afbouw van het stadhuis aan het toenmalige Burgemeester de Monchyplein. Als wethouder Stadsvernieuwing en Ruimtelijke Ontwikkeling was ik (ook nog maar net) eindverantwoordelijk voor de uitvoering van deze opgave, maar in planologisch opzicht stond ik er helemaal niet achter. De besluiten waren echter al genomen en de bouw was symbolisch al begonnen. Op het terras reageerde ik, al mopperend: “Nu moet ik verdomme dat kloteplan van Ellerman nog uitvoeren – terwijl ik er tegen ben en er in de binnenstad geen geld is om iets van de grond te krijgen, maar er wel grond braak ligt aan het Spui.” Mijn reactie bleek niet vrijblijvend. Direct na deze uitspraak voelde ik een koorts opkomen; het begin van een idee was geboren. Het zaadje voor een radicale verandering was geplant, en eiste vanaf dat moment z’n eigen plek, z’n eigen ruimte op. Vervolgens kon ik, letterlijk en figuurlijk, niet anders dan zoeken naar manieren om het onmogelijke mogelijk te maken; om het genomen raadsbesluit terug te draaien en opnieuw te beginnen met een béter stadhuisplan.’

  • ‘EEN KWESTIE VAN WILLEN’

‘De Zweedse politicus Olof Palme zei ooit dat politiek “een kwestie van willen is”, en dat is voor mij altijd een leidraad geweest. De ideologie, de visie en opvattingen van een politicus doen ertoe. Hij of zij kán het verschil maken, als de wil er maar is. 

Het plan voor één gebouw, zo wilde ik aantonen, kan een strategische ingreep in de stad zijn: ofschoon van een relatief kleine schaal, kan het een betekenis en effecten hebben op veel grotere schaal. Er kan een gemeenschappelijke plek ontstaan die een zo gespleten stad een brandpunt geeft. Het plan kan ook verdere inspanningen genereren om tot vernieuwing van de stad te komen. In de daarop volgende jaren groeide het stadhuisplan uit tot veel meer dan alleen zo’n casus van stedelijke vernieuwing. Het idee bleek inderdaad een brandpunt, maar in meer opzichten dan ik had beoogd. Het maakte onvoorziene krachten los, positieve en destructieve; het gaf aanleiding tot euforie en waanzin, gedrevenheid en wanhoop. Het idee zelf raakte bijna verloren in een ‘affaire’ die – in de geschiedenis van de Haagse gemeenteraad – haar weerga niet kent. Deze periode vergde van velen het uiterste, zowel in ambachtelijk-bestuurlijke zin als op het persoonlijke vlak.’


Het boek, waarin Adri uitvoerig de geschiedenis van het ‘ijspaleis’ beschrijft is als PDF te downloaden: Het Haagse Stadhuis, bouwen in een slangenkuil (Na het openen van de link krijgt u eerst van Google een waarschuwing omdat het bestand groot is, u kunt het vervolgens downloaden)

“Het boek ‘Het Haagse Stadhuis, bouwen in een slangenkuil’ is een persoonlijke en derhalve subjectief relaas. Ik heb de besluitvorming niet als buitenstaander meegemaakt maar als één van de hoofdpersonen, betrokken in de strijd en in de heftigheid van de emoties. Ik heb de casus willen beschrijven – en ik kon ook niet anders – vanuit mijn betrokkenheid bij de stad en bij het plan, die ook na mijn gedwongen aftreden als wethouder in 1989 is blijven bestaan. Daarbij heb ik getracht de geschiedenis zoals ik die heb ervaren zo volledig mogelijk weer te geven. Als delen van het verhaal onaangenaam zijn, dan is dat niet bedoeld en gezocht, maar een onvermijdelijk gevolg van het eigen handelen van de spelers.”

Over het boek Het Haagse Stadhuis zijn verschillende recensies verschenen. Een bijzondere recensie is van de hand van Dick Houwaart. Hij was een geboren hagenaar die met leedwezen het verval van de stad had meegemaakt. Hij schreef zijn opiniestuk op 18 maart 1995 in Hervormd Nederland (HN). Voor hem symboliseerde het stadhuis, net als voor Adri, meer dan zomaar een nieuw gebouw in de stad. Voor hem ging het om het ‘Haags stadhuis symbool van democratie’.


  • HOE LIEP HET MET ELLERMAN AF?

Nu moet ik verdomme dat kloteplan van Ellerman nog uitvoeren – terwijl ik er tegen ben.’ zei Adri Duivesteijn bij zijn aantrede als wethouder. Het stadhuisplan van Ellerman voor het Burgemeester de Monchyplein werd ter zijde geschoven en de politieke aandacht verschoof naar het centrumgebied. Van Ellerman verrees in 1978 wel het winkelcentrum ‘Babylon naast het station Den Haag Centraal en zo droeg hij zijn steentje bij aan de vernieuwing van het centrumgebied. Het complex bestond uit kantoren, een hotel, winkelcentrum en een bioscoop.

In de jaren 2010 werd het complex fors verbouwd en heet nu ‘New Babylon’. De vernieuwing werd noodzakelijk geacht vanwege de komst van RandstadRail, maar vooral omdat het aantal reizigers was toegenomen tot ongeveer 250.000 per dag. Dit project ‘Den Haag Nieuw Centraal’ was onderdeel van het project Den Haag Nieuw Centrum. Het station kreeg vier gelijkwaardige ingangen en een transparant uiterlijk. De opvallende dakconstructie (ongeveer 120 bij 100 meter en 22 meter hoog) is opgetrokken van glas en staal. In de hal is veel ruimte voor winkels en restaurants

DIT TERZIJDE:

2020

  • VAN BOUWPUT NAAR BRUISENDE PLEKKEN
  • DE ZWARTE MADONNA

Aan de Turfmarkt stond het woongebouw van Carl Weeber, de Zwarte madonna, dat in 1985 werd opgeleverd. In 2007 is het gesloopt. Ik schreef hierover een blog. De Zwarte Madonna moest plaatsmaken voor nieuwbouw van het Ministerie van Justitie en het daarnaast gelegen pand van Binnenlandse zaken. De Duitse architect Hans Kollhoff ontwierp daartoe een nieuw plan voor het gebied. Zijn plan voorzag in twee nieuwe torens van 146 meter, waarin de twee ministeries werden ondergebracht, het JuBi-gebouw, en een woontoren van 131 meter, ontworpen door Rapp+Rapp. Deze toren draagt de naam ‘De Kroon‘.

  • SLOOP BERNARD VIADUCT

In de pers wordt gemeld dat de helft van het Prins Bernhardviaduct in het centrum van Den Haag wordt gesloopt (december 2019). Ook het enorme kantorencomplex daarboven – het Terminalgebouw – gaat tegen de vlakte. Daardoor ontstaat ruimte om een nieuwe route aan te leggen op de begane grond, de Campusboulevard.

  • IN GESPREK MET VINCENT VOORHOEVE

Zo liepen we eind jaren 50 dagelijks naar de bushalte op de Turfmarkt. Een groot deel vd oorspronkelijke bebouwing stond er toen nog. De buurt verliep, verpauperde, maar zoals vaak op een schilderachtige manier. Ik voel nog de ruwe tong van het paard van de schillenboer op mijn vlakke hand, ik ruik de koekkuimels van de stroopwafelbakker: 25 cent voor een puntzak waar je met z’n allen van genoot.

Begin jaren 70 organiseerden we een actie onder motto ‘Dwarsweg weg!’ Bijbehorend protestlied, geschreven en gecomponeerd door de pianist van het Danstheater kan ik nog dromen. Het Prins Bernhardviaduct, dat zou zorgen voor de aanvoer van autoverkeer, was echter al aanbesteed (later is het viaduct wat ingekort), maar complete sloop van gevelwanden is voorkomen. In de periode daarna is ook het doortrekken van de Dwarsweg richting Brouwersgracht/Prinsegracht stilgelegd. Helaas is er na verval en brandstichting onnodig veel langs het beoogde tracé gesloopt.
Pas nadat het Verkeerscirculatieplan werd uitgevoerd (doorgaand verkeer over de Neherkade) is de verkeersdruk op het historische centrum aanzienlijk verminderd.


Met de sloop van de brug komt een plek vrij voor vier of vijf nieuwe torens, waarvan de hoogste naast het rijksgebouw bij het Centraal Station komt te staan. Voor dat nieuwe gebouw naast CS geldt geen maximale bouwhoogte. Dus als er een ontwikkelaar komt die hier iets van 160, 170 of 180 meter wil neerzetten, is dat toegestaan. Ze zullen zich voegen in het ensemble van torens die al verrezen zijn.

  • DE AMARE

In de slagschaduw van de torens is een omgekeerde ‘broodmand’ te onderscheiden. Het is de Amare, Ook dit project kent een voorgeschiedenis van debat & strijd. Dat betrof het ‘Spuiforum’, een ontwerp van de architecten Neutelings & Riedijk. Spuiforum moest op de plaats komen van het afgebroken Danstheater en de Philipsmuziekzaal van Rem Koolhaas en een deel van de grond dat door de sloop van de Zwarte Madonna was vrijgekomen. Van aanvang af was het een omstreden project. Hertzberger, architect van het Theater aan het Spui (1993), en de Amerikaan Richard Meier, ontwerper van het Haagse stadhuis ( 1995), lieten weten dat het gebouw met een hoogte van zestig meter te groot is, het zicht op de Grote Kerk zou ontnemen en het Spuiplein te klein maakt.

Niet minder dan 75 procent van de Haagse bevolking was volgens peilingen tegen de komst van het 200 miljoen kostende cultuurcentrum. Met een felle campagne tegen het Spuiforum werd de Stadspartij de grote winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen in 2014. De architecten brachten de nodige aanpassing in het plan aan, maar dit kon uiteindelijk de goedkeuring niet verkrijgen. In 2015 aan het begin van de bouwfase werd het plan afgeblazen.

  • EEN GIGANTISCHE BROODMAND

Verrassend genoeg stemde deze Stadspartij na de verkiezingen, in ruil voor deelname aan het college van B en W, in met de bouw van een ander groot nieuw cultuurcentrum. Wijsmuller, inmiddels verantwoordelijk wethouder, legt uit: ‘In plaats van één groot cultuurpaleis wordt er een nieuw plan ontwikkeld dat breder inzet op gebiedsontwikkeling, waarin we niet alleen de cultuurcentra betrekken maar ook horeca en winkels. In het vorige plan was de gemeente honderd procent risicodrager en financieel verantwoordelijk. Nu gaan we de markt erbij betrekken, waardoor de gemeente niet meer de volledige drager wordt en waarmee we, door een integrale aanbesteding van de totale gebiedsontwikkeling, de kosten hopen te beheersen en te reduceren. Er is al veel geld uitgegeven en we willen niet dat dit verloren werk is geweest, dus blijft het programma van eisen zoveel mogelijk behouden.’ Bouwcombinatie Cadanz werkt sinds juni 2017 aan dit nieuwe onderwijs- en cultuurcomplex aan het Spui. Dit pand is ontworpen door voormalig Rijksbouwmeester Jo Coenen en Patrick Fransen en gaat onderdak bieden aan 4 Haagse culturele topinstellingen: het Residentie Orkest, het Nederlands Dans Theater, het Koninklijk Conservatorium en de Stichting Dans en Muziekcentrum. Op deze timelap is wat van de bouw te zien. Wat snapshots van mij van de bouwput voor het nieuwe cultuurcentrum aan het Spui.

Rondom het culturele centrum komen nog drie nieuwe hoge gebouwen, torens met honderden woningen en plekken voor bedrijven. Op dit moment worden de torens Adagio aan de Turfhaven en Bolero aan de Schedeldoekshaven gebouwd. Deze worden 90 meter hoog en erin komen onder andere 450 huur- en koopwoningen en op de begane grond is plek voor bedrijven. De derde toren, cantate genaamd, komt op de plek waar nu nog het Nederlands Dans Theater staat. De drie gebouwen worden uiteindelijk met een balkon aan elkaar verbonden.

Het proces van vallen (sloop) en opstaan (nieuwbouw) zal nog wel even doorgaan.

P.S.

‘De gemeenteraad van Den Haag begint een onderzoek naar de problemen bij de bouw van het cultuurcomplex Amare. Het nieuwe onderkomen van het Residentie Orkest, het Nederlands Dans Theater, het Koninklijk Conservatorium en het Zuiderstrandtheater valt duurder uit dan gepland en wordt later opgeleverd.’ (Bart Dirks. Volkskrant, 29 maart 2021).


  • VOETNOTEN

1. EEN EERDERE SLAG OM HET STADHUIS

Voor het historische stadhuis aan de Groenmarkt en de dependance het aan de Javastraat werd het vanaf het eind van de 18e eeuw nodig geacht een nieuw stadhuis te bouwen. Uitgangspunt was onder meer dat het groot genoeg moest worden om onderdak te bieden aan alle gemeenteambtenaren.

Al in 1909 maakte stedenbouwer en architect Berlage een plan voor de bouw van een stadhuis op de plek van het Alexanderveld en de Alexanderkazerne. Het idee was: de kazernes zouden verplaatst kunnen worden naar een plek achter de Houtrust in de duinen. Dit idee bleek niet levensvatbaar.

In 1929 maakte Berlage samen met architect Limburg een plan voor een stadhuis aan de Groenmarkt. Ook dit ging niet door en nog hetzelfde jaar kwam Berlage weer terug met een plan voor de bouw van een nieuw stadhuis op het Alexanderveld. Ook de Alexanderkazerne en een stuk van de Archipelbuurt zouden dan afgebroken moeten worden. Toen opnieuw dit niet haalbaar bleek maakten de twee heren een plan voor een nieuw stadhuis op de plaats waar nu het huidige stadhuis aan het Spui staat. (in 1927 wees de gemeenteraad deze plek – voorlopig – aan).

Na ruim 40 jaar schetsen werd op het kazerneterrein op 17 oktober 1953 uiteindelijk het nieuwe stadhuis officieel geopend. Zo werd de eerste steen gelegd, vastgelegd op deze polygoonbeelden. Het winnende ontwerp was van Julius Maria Luthmann. In 1933 won hij de prijsvraag en vanaf 1934 werkte hij tijdelijk voor de gemeente. De tekeningen werden aangepast, maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de aanvang van de bouw uitgesteld.

Het gebouw had twee vleugels van vijf respectievelijk zes verdiepingen en met een totale vloeroppervlakte van 8.300 vierkante meter bood het een werkplek aan zo’n 1.500 ambtenaren. Het ‘hoofdgebouw’ is nooit gebouwd en zo spraken de ambtenaren altijd over gebouw 2 en 3, want gebouw 1 bestond niet.

Het stadhuis aan het Burgermeester Monchyplein deed dienst tot 1995, toen het stadhuis van Den Haag aan het Spui gereed was.

SLOOP & NIEUWBOUW

De slooplocatie werd ingevuld met woningbouw naar een ontwerp van de Spaanse architect Ricardo Bofill. Het complex in eclectische stijl omvat 423 woningen: enkele stadshuizen en negen appartementsgebouwen, die alle namen uit de oudheid kregen als Athene, Acropolis en Delphi: In het midden van het complex ligt een park. Voor het halfronde gebouw Crescent ligt een vijver, gevoed door water uit de Haagse Beek en langs de Burgemeester Patijnlaan loopt. Tussen gebouw Olympus en gebouw Capitool, grenzend aan de Kolfschotenlaan, die het plein doorkruist, zijn drie waterwerken.

2. HOE ANDERS HAD DEN HAAG ERUIT KUNNEN ZIEN?

Toegelicht op een filmpje van Den Haag.FM.

3. EEN TENTOONSTELLING

In 2015, 20 jaar na de opening van het stadhuis werd het atrium ingericht met foto’s van ‘wat vooraf ging’. TV-west deed verslag en laat Adri Duivesteijn aan het woord.

4. TURFMARKT

De Turfmarkt was tussen 1580 en 1904 het noordelijk deel van de Turfgracht en liep toen tussen het Spui en  de Nieuwe Haven; het zuidelijk deel werd Houtmarkt genoemd. Voor de hand liggend diende de Turfmarkt als overslag van per schip aangevoerde turf en de Houtmarkt voor hout. De Turfgracht was een verbindingsgracht binnen de Haagse grachtengordel die op initiatief en besluit van Prins Maurits ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog  werd aangelegd. Kijkend in zuidelijk richting over de Turfgracht had men een goed uitzicht op de in classicistische barokstijl  gebouwde en in 1656 voltooide Nieuwe Kerk. Op de kades werd turf en hout overgeslagen en de bewoners van de gracht mochten iedere schipper die voor hun huis aanlegde 14 stuivers vragen.

De Turfmarkt had net als de Houtmarkt vele kleine zijstraatjes zoals het Lage Zand –ooit een klein grachtje tussen Turfgracht en Schedeldoekshaven– en de Grote en de Kleine Brouwerstraat. Lange tijd is de omgeving van de Turfmarkt ook het gedeelte geweest waar een deel van het Haagse bier werd gebrouwen (Bierkade). Net als voor alle Haagse binnenstadsgrachten was de stank ervan vaak niet te harden. Dit komt doordat bewoners al hun afval en fecaliën enz. in de gracht gooiden en er onvoldoende afwatering was.

De naam Turfmarkt werd ook gegeven aan een nieuwe stukje stad in het verlengde van de oorspronkelijke gracht en in de richting van het Centraal Station. De straat die daar tot de jaren 1970 lag heette lange tijd Nieuwe Havenstraat. Het eerste gedeelte van de Turfmarkt kreeg na de voltooiing van de theaters echter de naam Spuiplein.

5. RIJKSKANTOOR RIJNSTRAAT 8

Het voormalige VROM-gebouw werd in de jaren tachtig ontworpen door architect Jan Hoogstad. Om te voldoen aan het nieuwe werken en de huidige eisen op het gebied van duurzaamheid en beveiliging, was het pand toe aan een grondige renovatie. Die is gedaan door het consortium PoortCentraal. Daarin zaten architectenbureau OMA met als architecte Ellen van Loon, bouwbedrijf BAM en facilitaire dienstverlener ISS. Het vernieuwde gebouw maakt deel uit van het nieuwe masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. In dit plan ligt de nadruk op een efficiënte en effectieve Rijksoverheid. In het pand zijn de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Infrastructuur en Waterstaat gevestigd, naast het hoofdkantoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de Dienst Terugkeer & Vertrek. Zij gebruiken dezelfde entree, basisfaciliteiten, vergaderruimtes en ICT. Alle werkplekken zijn multifunctioneel inzetbaar: door het toepassen van flexwerken zijn er 4400 werkplekken voor ruim 6000 medewerkers. 


  • BRONNEN

Michiel van der Mast (1978). Van ambachtelijk tot ambtelijk. Het Spuikwartier door de jaren heen. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Ben Hoornweg (2000). Het Spuikwartier. De Haagse Havenbuurt. Den Haag: Uitgerij ‘De Nieuwe Haagsche’.

Casper Postmaa & Coos Versteeg (2000). Den Haag op z’n smalst. Den Haag: Haagsche Courant.

Paul Groenendijk (2010). De Zwarte Madonna. De onfortuinlijke geschiedenis van een Haags woningbouwcomplex. Rotterdam: O10 Uitgevers.

Bernard Hulsman. NRC, 1 november 2013: Bernard Hulsman. NRC, 20 augustus 2015.


4 antwoorden op “GEBIEDSONTWIKKELING – debat & strijd”

  1. Tsjonge, jonge, wat een prachtig mooi compleet overzicht heb je gemaakt van de Haagse bouwplannen, de torens van de ministeries, de soap rond het stadhuis, het Muziektheater, de Zwarte Madonna en nog veel meer, Echt indrukwekkend.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *