ACHTERWERK IN DE KAST – van na de oorlog (2)

De herinnering kent haar eigen topografie. Net als in een droom, waarin straten uit drie, vier steden een labyrint vormen. Een plattegrond die zelden exact is naar maatvoering, maar getekend naar de verbeelding, en oh zo dierbaar om daar een weg te vinden. Deze blog beschrijft zo’n tochtje door de stad, met wat flarden van een droom en wat exacte kenmerken uit die plattegrond van mijn jeugd.

Het is 1955 en we wonen op een etagewoning in de Haagse Fahrenheitstraat. Via het portiek en de binnentrap kom je in de lange smalle gang op de derde verdieping. Rechtsaf kom je in de twee aaneengrenzende uitbouw kamertjes, waar wij jongens slapen.

De uitbouw waarin wij slapen is zo koud (…) Zo koud dat onze washandjes kromgevroren over de rand van de wasbak hangen. Zo koud dat het wijwater in mijn bakje zou bevriezen als nog wat in zat, of zou God dat niet toestaan? Zo koud dat er ijs staat op de ramen en de goudvis in de kom zou zijn doodgevroren als mijn moeder hem niet in de kamer had gezet. Zo koud dat de kruik de volgende ochtend zo ijskoud is dat je er voeten bij zou krijgen die ze konden afhakken zonder dat je het voelde”  (Mensje van Keulen).

De uitbouw ligt achter de keuken. Het is een sobere keuken en ik zie de pannen op het 3-pits Atag gasstel staan. Ik ruik dat we vanavond boontjes eten, de balletjes gehakt pruttelen in de pan. Het is woensdag, vandaar. In de twee keukenkastjes boven het aanrecht is een beperkte voorraad opgeborgen, zoals een pak CSM suiker, Maggi bouillonblokjes, Duryea maïzena, Canisius rinse appelstroop en Zwaluw lucifers. In het terrazzo aanrechtblad is een wasbak uitgespaard, bekleed met rode en witte tegeltjes.

Er zijn twee onderkastjes en in het ene kastje staan de schoonmaakspullen – ‘Vim, Omo, Brasso koperpoets en bleekmiddel – en in het andere kastje staan wat blauwe wolkjes pannen opgestapeld en een poffertjespan. Er hangt een slangetje aan de koperen kraan, één kraan met koud water, waar we ons ‘s morgens wassen. Een rubber slangetje heeft een wit plastic mondstukje. Het mondstukje lijkt op een douchekop. Met een klein hendeltje kan op de kop de sproeiwerking worden aangezet, anders komt er een gewone straal uit de kraan. Naast de kraan hangt een pannensponsje en afwasborstel aan een haakje. Op het balkon grenzend aan de keuken hangt aan het schuttinkje met de buren een zinken wasteil. Deze wordt op de zaterdagmiddag op een badlaken in de keuken gezet en dan is er de wekelijkse wasbeurt.

DE FAHRENHEITSTAAT

‘Op de plattegrond van Den Haag is de Fahrenheitstraat een lange straat. Hij loopt van de Loosduinse kade tot aan de Sportlaan. Daar gaat de straat over in een route door de Bosjes van Poot die in de duinen uitloopt. Een wandeling vanaf de Loosduinse weg naar deze uitloper van de duinen, zal zo’n half uur duren. De straat is genoemd naar de Duitse natuurkundige en instrumentenmaker bekend van de thermometer. Zijn naam wordt echter zelden genoemd als we puffend willen uitdrukken hoe warm het wel niet is. Daarvoor geven we Celsius de eer, een naam die gegeven is aan een kort en smal straatje die parallel loopt aan de Fahrenheitstraat. Dat gedeelte van de lange straat waar wij woonden wordt tot het Valkenboskwartier gerekend. De wijk dankt zijn naam aan de in 1857 gesloopte buitenplaats Valkenbosch die gelegen was op de plaats waar nu de Valkenboskade en de Mient bij elkaar komen. Als kinderen gingen we daar de eendjes voeren. ‘Het Valkenboskwartier is in twee gedeelten tot stand gekomen, waarbij de Valkenboskade de scheidingslijn vormt. Het oudste deel is tussen 1903 en 1915 aangelegd en was evenals het Regentessekwartier bestemd voor de middenstand en de beter betaalde arbeider. De aanleg is grotendeels geschied volgens het uitbreidingsplan uit 1903 van Lindo. De verkeerstechnische opvattingen van Lindo komen tot uiting in de diagonale Valkenboslaan met de daarop aansluitende secundaire assen van de Edisonstraat, Weimarstraat en de Fahrenheitstraat. In feite is de aanleg een voortzetting van het Regentessekwartier en de door de vergelijkbare stedenbouwkundige opzet en stratenpatroon vloeien beide wijken dan ook in elkaar over. Ook het bebouwingsbeeld is vergelijkbaar: aaneengesloten reeksen van voornamelijk etagewoningen.’

  • Botine Koopmans (1996). Architectuur en Stedebouw in Den Haag. 1850-1940. Zwolle: Wanders Uitgevers. pp. 58-59.

Eén antwoord op “ACHTERWERK IN DE KAST – van na de oorlog (2)”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *