IN GESPREK MET BERT HERMANS – alma mater (6)

Ha Ton,

Je schrijft over de opening van het academisch jaar en hoogleraren die door de straten paraderen. Kuyper beschrijft dat hij verlangend uitkeek naar dat moment en dat hij blij was ze terug te zien.

  • TONEELSTUKJE

Dat verlangen heb ik nooit gekend. Integendeel. Tijdens mijn werkzame leven aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (1979-1983) en de Erasmus Universiteit Rotterdam (1983-2019) heb ik nooit enig verlangen gehad naar de opening. Vooral omdat het toneelstukje dat dan werd opgevoerd een grote schijnvertoning was van mensen die het liefst de hele dag en nacht in hun toga zouden lopen en slapen. De echt goede hoogleraren – die waren er gelukkig ook – probeerden die manifestaties zoveel mogelijk te vermijden want ze wisten (net als wij) dat er velen anderen waren die dan hun ‘Finest Hours’ vierden omdat ze de rest van het jaar als ongelukkige en soms gemankeerde professoren hun ‘wetenschap’ moesten bedrijven, vaak in dienst van (en in elk betaald door) commerciële bedrijven en instellingen. Onafhankelijke wetenschap was tijdens de openingsplechtigheden van het academisch jaar meestal ver te zoeken.

  • STUDENTENLEVEN

Ook als student kijk ik met gemengde gevoelens terug op mijn leven aan de Alma Mater. Ik begon mijn studentenleven in 1967 aan de universiteit van Amsterdam waar ik geneeskunde ging studeren. Ik was daar ingeloot, geheel tegen de wens van mijn oom (mijn voogd) in Tilburg in, die vond dat Amsterdam ‘hel en verdoemenis’ was. Ik was toen eigenlijk wel blij dat ik het bekrompen milieu in Tilburg kon ontvluchten en gooide me met veel enthousiasme op de studie. Ik was toen lid van de ASVA, die in die tijd eigenlijk vrij weinig voor studenten organiseerde. De echte contacten kreeg je via de gewone studentenverenigingen en disputen. Maar omdat ik van mijn oom slechts 25 gulden leefgeld per maand ontving, had ik in Amsterdam vrijwel geen contacten. Dat kwam ook omdat ik in het weekend vaak stiekem met de trein naar Tilburg ging om dan bij m’n vriendinnetje (mijn latere echtgenote) thuis te logeren.

Door het feit dat ik door omstandigheden 4 middelbare scholen had gehad, zat ik op de grens van uitstel van militaire dienst. Die hing als een zwaard van Damocles ook boven mijn hoofd en ik wist dat ik, bij het missen van één tentamen, onmiddellijk een oproep daarvoor zou ontvangen. Ik haalde uiteindelijk in het eerste jaar alle examens: mijn botjes, spiertjes, psychologie, psychiatrie, maar voor biochemie kreeg ik een 5 en dat betekende een hertentamen in het najaar. Prompt ontving ik de oproep voor militaire dienst in de zomer van dat jaar. Ik moest in december 1968 aantreden voor militaire dienst en dat verhaal ken je al voor een deel. Ook vanwege de kostwinnersvergoeding trouwde ik met mijn vriendin in Tilburg en we schreven ons daar in voor een woning.
Zij had een baan als apothekersassistente en ik hoopte na mijn militaire loopbaan mijn studie weer te kunnen oppakken. Geneeskunde studeren vanuit Tilburg na mijn militaire loopbaan van ruim één jaar was toen erg lastig en ik koos uiteindelijk voor een rechtenstudie in Tilburg.

  • TILBURG UNIVERSITEIT

Wat je oud collega Jan Brands schreef over de generatie van de Baby Boomers, die in de naoorlogse opbouwfase kansen kregen en grepen om te stijgen op de maatschappelijke ladder door een universitaire studie te volgen, klopt grotendeels in mijn geval ook. Ik probeerde ook het Tilburgse milieu van mijn familie te ontstijgen, maar ook mijn leven werd toen getekend door te verkeren tussen werelden van verschil, waarin ik als het ware laveerde zonder in een van de werelden echt thuis te komen. Dat gold in mijn Amsterdamse tijd, maar in zekere zin ook in mijn Tilburgse studietijd. In tegenstelling tot Amsterdam had ik in Tilburg wel veel studievrienden. Dat waren bijna allemaal studenten die, net als ik, geen lid waren van een studentenvereniging, maar vaak naast hun studie een baan hadden. Omdat mijn echtgenote toen ook werkte, vond ik dat ik uit solidariteit naast mijn studie ook een baan moest vinden. Na mijn kandidaatsexamen ging ik als schadecorrespondent werken bij Interpolis in Tilburg. Dat was weer een nieuwe (rijke) ervaring die ook goed bij mijn studie paste. Ik kreeg van mijn toenmalige hoogleraar Privaatrecht vaak in de volle collegezaal de beurt om te vertellen hoe een bepaald juridisch probleem bij Interpolis in de praktijk werd aangepakt. En, zoals hiervoor beschreven door o.a. Irene Mas in de Volkskrant, het betekende ook enorm doorzetten. Met een werkende echtgenote, geen enkele steun meer van de familie en volledig afhankleijk van een magere beurs en studielening rustte op mij een grote verantwoordelijkheid en druk om de studie op tijd te halen. Dat lukte uiteindelijk in 5 jaar en ik was de eerste van mijn jaar die destijds de bul in ontvangst mocht nemen in aanwezigheid van mijn echtgenote en mijn tante Annie van ruim in de tachtig.

  • WORKING STUDENT HERO (werkstudent)

Mijn studietijd was in een aantal opzichten misschien wel atypisch voor die tijd, zoals het ontbreken van een echt studentenleven met verenigingsactiviteiten en borrelen. In een aantal andere opzichten ook weer niet. Immers, ik hoorde vooral in Tilburg bij een groep die niets zag in studentenverenigingen en ik hoorde bij de ‘working class heros’. Alleen daarbij herken ik niet wat ervaringsdeskundige Gusta Tavecchio van de VU daarover terwijl ik toch hoorde tot de zogenaamde ‘stapelaars’. Ook ik kwam vanuit een andere richting naar het wetenschappelijk onderwijs, had minder ‘resources’ en meer psychosociale problematiek., maar ik heb nooit het gevoel gehad ‘elk moment door de mand te kunnen vallen’. Ook van mijn mede ‘working class heroes’ kan ik dat niet zeggen en dat ze dachten ‘hoor ik hier wel thuis?‘. In tegendeel, wij voelden ons de voorhoede van een nieuw type student die werk, studie, huwelijk en onze eigen vrije tijd combineerden en die daarmee ook samen een hechte band hadden aan de Alma Mater.


Ha Bert,

Dat is een mooi en niet alledaags verhaal over een studentenleven.

  • ONTGROENING

Toen ik toetrad tot de Alma Mater lag een gezelligheidsvereniging en zeker Minerva niet zo voor de hand. Ik had mijn vooroordeel al tijdens mijn vroege jeugd gevormd met die afschuwelijke beelden van de ontgroening. Daarbij kwam dat toen mijn ideologische oriëntatie een andere kleur had. Ik schreef in een blog over de studievrienden die ik wel in Leiden aantrof – ‘Storing’ – waarmee ik een bijdrage wilde leveren om de wereld te verbeteren. Hoe kun je je vrijwillig zo overgeven aan de vernederingen die bij een ontgroening horen, vraag ik me nog steeds af. Jij moest jouw studie onderbreken voor de dienstplicht en die disciplinering is mij bespaard gebleven, maar daar hadden we het al eerder in onze gesprekken op de site al over.

  • WERKSTUDENT

Het was vanzelfsprekend dat ik werkstudent werd. Al zou ik het toen zo niet hebben genoemd. Bijbaantjes had ik al in mijn schoolperiode gedaan, die nu achter de rug lag. In de eerste jaren van de studie verdiende ik het studieloon bij Hoogvliet, pionier van de grootgrutters die zich in buitengebieden vestigden, zoals Dirk van de Broek, de Konmar. Op de vrijdag reisde ik af naar Kwintsheul om daar de vrachtauto’s te lossen en in de nacht de schappen van het lege winkelpand te vullen. Dat was een grote kas in het Westland leeggekomen doordat een verwarmingsbedrijf failliet was gegaan. De schappen waren in de kas zo opgesteld dat er een looppad naar de kassa was ontstaan. Hierin stonden de opengesneden dozen er opgestapeld. De moeite loonde het niet om deze reis te ondernemen, maar de 1 gulden 50 per uur werd gecompenseerd door het tasje dat de chef bij het afrekenen voor me had klaarstaan. Gevuld met wat ingedeukte blikken knakworstjes of pruimen op sap, of een pak koffie dat bij het opensnijden van de doos door het stanleymes opengesneden was en zo onverkoopbaar was. Na mijn kandidaats ging ik naast de reguliere studie de lerarenopleiding volgen en solliciteerde bij de gemeente Den Haag als maatschappijleraar. Met heel veel plezier heb ik dat drie jaar in Moerwijk gedaan. Ook kreeg ik een student assistentschap waarbij ik me nog meer in het onderwijs kon bekwamen en zo met alle soort onderwijs kennis maakte, van mavo tot universiteit. Heel boeiend om de maandagmorgen voor een collegezaal over Methoden & Technieken van het wetenschappelijk onderwijs te praten en de vrijdagmiddag in het laatste uur het over popmuziek te hebben. Voor een goed begrip, ik had het bij hen over jeugdcultuur, waar zij deelgenoot van waren.

VOETNOOT

Cristiaan Pelgrim. NRC, 7 juli 2014

LSV Minerva bestaat tweehonderd jaar, en viert nog tot 11 juli zijn lustrum. Een corpslidmaatschap gold lange tijd als de smeerolie van een succesvolle loopbaan. Ze zitten overal, de reünisten van de Leidse Studenten Vereniging Minerva. Neem het ministerie van Justitie. Sinds het kabinet-Van Agt II, in 1980, heeft daar constant een ‘Leienaar’ in de top gezeten. Met slechts één uitzondering tijdens Lubbers III.

Eén antwoord op “IN GESPREK MET BERT HERMANS – alma mater (6)”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *