ACHTERWERK IN DE KAST – reis door mijn kamer (4)

TREINTJES

Als je die wagonnetjes zo midden in de kamer op het rek ziet staan, dan zou je verwachten dat ik een fervent modelspoorweg liefhebber ben. Dat is niet zo. Ik kroop als kind niet over de grond van mijn slaapkamer waar een spoorwegtracee was uitgelegd. In mijn kindertijd lagen in de speelgoedkist tussen het andere speelgoed wel wat losse rails van een opwind locomotief waarvan de veer gesprongen was en die het al lang niet meer deed. Op de bodem van de kist bleef deze voor jaren onopgemerkt liggen. Ook later in de tijd waren de zolders van mijn woningen niet met een spoorwegemplacement ingevuld, gewoon opslagruimte gebleven. Dat laat onverlet dat ik altijd niet ongemerkt een modelwinkel voorbijging. Ik hield altijd wel stil voor zo’n etalage en zo af en toe ging ik de winkel binnen om de schaalmodellen van de treintjes van dichtbij te bekijken. ‘Waarom koop je niet zo’n treintje als je het zo leuk vindt?’ Zo staande voor een etalage vroeg Wilma me dat vaak.’Nee, joh, het is gewoon leuk om naar te kijken. Daar ga ik toch niet mee spelen.’

Dan was er een verjaardag met een bijzonder cadeau. Volkomen onverwachts, een echte verrassing. Ik glunderde. ‘Waar heb je deze locomotief en wagonnetjes kunnen bemachtigen?’ was mijn vraag en Wilma duidde me het treinwinkeltje bij de bushalte in de Steenstraat in Leiden. Ik had een vage voorstelling van dat winkeltje. Dat moest in de ruimte zijn van die voormalige Videotheek die alweer jaren leeg had gestaan. ‘Stuur uw man maar eens langs’, had de winkelier haar gezegd, ‘dan kan ik hem daar wat meer over vertellen’

Op een briefje geplakt aan de deur stond dat de winkel open was en door de winkelruit zag ik wat beweging. Een aantal mannen stonden gebogen over een plank in een donkere nis en volgden een verlicht treintje dat rondjes reed. Toen de winkelbel klingelde keken ze op naar deze nieuwkomer. Mannen op leeftijd. De winkel was een pijpenla met wat vitrinekasten aan de wand. Achter in de winkel verrees vanachter een toonbank een man met een imposante gestalte en een lange witte baard en vroeg wat ik wilde. Uit mijn rugzak haalde ik mijn locomotief tevoorschijn. Hij pakte deze uit mijn hand en bekeek aandachtig mijn loc. ‘Zoals ik tegen uw vrouw zei, is deze loc van de Bundesbahn, wat olie en deze kan zo zijn rondjes draaien’. De mannen uit de winkel waren naast mij aan de toonbank aangeschoven en keken mee. De man met de baard gaf hem over aan een van hen en mompelde iets wat ik niet kon verstaan. De anderen gingen terug naar de plank met het spoorwegtracee. Hij nam de plaats in achter de toonbank van de man met de baard die vanaf zijn krukje toekeek hoe hij met wat gereedschap, een doekje en een flesje olie met mijn loc aan de gang ging. Ondertussen vertelde hij over wat hij noemde zijn levensvulling. Van kinds af aan had hij treintjes in de kamer rondrijden. Nog steeds woonde hij in zijn ouderlijk huis met zijn moeder nu op leeftijd. Zijn vader was al jaren geleden gestorven: ‘hij heeft maar kort van zijn pensioen genoten.’ Zelf liep hij ook al naar de pensioengerechtigde leeftijd. De laatste jaren was hij aangesteld als amanuensis op een gemeentelijke scholengemeenschap hier in Leiden. Dichtbij huis, dat zeker, maar hij had het niet erg gevonden als hij een stukje met de trein zou moeten pendelen. Hij had nu wel veel tijd op de dag vrij om hier in het winkeltje te zijn, met die andere liefhebbers die hier hun pleisterplek hadden gevonden. Hij wees op de vitrinekast. ‘Daar staan wat Märklin treintjes, maar eigenlijk zijn we van Fleischmann.’ Het viel me nu goed op dat dat merk ook op het doosje van mijn loc stond. Ik was hier in hun clubhuis deelgenoot geworden van een gemeenschap van vrienden. Dat werd me duidelijk toen ik vroeg wat het kostte dat hij wat aan mijn treintje had gesleuteld: ‘een vriendendienst’. Nu kon ik gaan rijden met mijn treintje, kreeg ik mee. Ik stopte deze terug in mijn rugzak en groette de mannen aan de plank bij het treintracee. Amicaal groette zij terug. Nu al weer jaren kijk ik dagelijks met genoegen naar mijn treintjes hier op de plank in mijn kamer.


Ik schreef eerder wat over ‘Jongens zijn het, grote jongens


(WORDT VERVOLGD)

4 antwoorden op “ACHTERWERK IN DE KAST – reis door mijn kamer (4)”

  1. Wat een herkenbare blog Ton! Ook ik speelde vroeger met treintjes. Als kind konden familieleden mij geen groter plezier doen op mijn verjaardag dan iets cadeau te doen voor bij de trein. Ik begon met een Märklin stoomlocomotief met een paar aanhangwagens en langzamerhand breidde het zich uit tot een baan op een vaste tafel in de berging van de flat waar ik met mijn moeder woonde. Ik was toen een jaar of tien/elf en speelde dagenlang beneden met mijn treinen en bouwde rondom de sporen een heel emplacement zelfs met boompjes, huisjes, stations en bergen van kippengaas met doeken die in het gips waren gedoopt en die vervolgens over het gaas en over het spoor waren gedrapeerd. De treinen reden er dan onderdoor met verlichting en in het donker had je dan echt het gevoel of je je in een andere wereld waande. Af en kocht kocht ik van mijn gespaarde zakgeld weer een wissel of speciale rails voor de aanleg van een dubbelspoor. Ooms en tantes van vaders kant waren altijd erg enthousiast over mijn treinenhobby en mijn neef Koos Hermans kwam vaak speciaal daarvoor op bezoek. Hij was 17 jaar ouder dan ik en was een fanatieke treinenfan. Ooit dacht hij mij een plezier te doen en bracht toen speciaal voor mij een flesje oud-bruin bier mee dat we samen in de treinenkelder hebben opgedronken. Ik weet nog goed hoe vies ik het vond, maar liet niets merken om hem als mijn grote treinenvriend niet teleur te stellen.
    Nadat ook mijn moeder was overleden toen ik 13 was, kwam mijn oom uit Monster, bij wie ik toen in huis moest, mij ophalen uit de flat. Ik weet nog goed dat de treinkamer door hem hardhandig werd vernield. De met zorg samen met mijn moeder gemaakte bergen, huisjes en bomen werden, als ware het een bombardement, door hem aan stukken geslagen. Gelukkig had ik nog op tijd een paar treinen en wagons kunnen redden en die koester ik nog steeds voor (wie weet ooit?) een dankbaar kleinkind.

  2. Bert,
    De door jou uit het bombardement geredde locomotief koester je als beeld van een droomwereld. Wie weet zal een kleinkind dat beeld een plekje geven.

    Ik hoop dat mijn treintje nog eens op een plankje bij een van de kleinkinderen komt te staan. Als een souveniertje aan hun opa.

  3. Beste Ton,
    Een prachtverhaal over die treintjes!
    Ondergetekende zou zo graag een echte trein met heel veel rails hebben gehad, maar “het zat er niet in”, om het maar eufemistische te zeggen.
    Net als ik blijk jij ook die ondergrondse verlangens te hebben gehad.
    Een collega van mij op het AD, een vent diep in de vijftig en woonachtig in een rijtjeshuis in Berkels Rodenrijs, bleek twee buren te hebben die dezelfde tic hadden: een echt emplacement met veel treinen.
    De oplossing werd gevonden dat ieder van hen zij n eigen emplacement op zolder bouwde en vervolgens werden er “echte tunnelgaten ”in de muren geboord waardoor de drie emplacementen en treinen met elkaar verbonden werden.
    De heren speelde ieder in hun eigen zolderkamer met elkaar.
    Zij communiceerden per speciale treintelefoon en tijdens het spel zetten zij een conducteurs pet op.
    Kijk, graag zou ik een van de drie zijn geweest, en jij ook, neem ik aan.

  4. Op de lagere school had ik een vriendje waar ze ook zo’n emplacement hadden. De trein reed daar via het knieschot naar een andere kamer. Zelf had ik een houten trein en later een Legotrein; helaas niet de versie op 12 volt maar de langzamere op 6 volt. Een van mijn ‘specialiteiten’ was geloof ik de bouw van zo hoog mogelijke spoorbruggen. De modelspoorbaan van de kinderboerderij in Leek vond ik ook altijd erg interessant. Maar een echte ’treinengek’ ben ik verder nooit geweest.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *