OVER KNUFFELS (1)
- Romke Wybenga gaf mij een bundeltje met verhalen. ‘Hoop dat je het leuk gaat vinden, denk het wel.’ Het zijn verhalen van zijn moeder. Zij vertelt haar belevenissen als meisje in haar taal en maakte bij ieder verhaaltje er een tekening bij. ‘ .. ervaringen vanuit het gezichtspunt van een kind beschreven met woorden die het nog niet (helemaal) ter beschikking staan.’, lees ik op de flaptekst.
- Ik lees over Jet, haar ‘pop in de schuur’. Dat je haar tandjes kunt zien zitten. Dat ze een gebreide muts op haar echte haren heeft en een mooie gebreide jurk aan. ‘Ik geef haar veel eten, Dat kun je met een klein lepeltje in het mondje schuiven.’ Dan is de pop verdwenen en moeder zegt dat de pop niet weg is. Maar dat zij er niet meer mee mag spelen, omdat er allemaal maden uit haar mondje kruipen. De pop is goed opgeborgen achter in de schuur. Waarom weet ze niet. De schuur is helemaal vol en ze kan er niet bij. Maar dat is niet zo erg, want als de schuur opgeruimd wordt dan komt ze vanzelf tevoorschijn. ‘Eigenlijk is het heel fijn om zo’n lieve pop te hebben in de schuur. Ik ben blij, als ik aan mijn pop Jet denk. Op een dag kan ik haar zomaar pakken. (…) Ik ga vaak kijken naar die reusachtige berg. Bussen verf, petroleum, trapleer, oude stoelen, harken, schoppen, kisten en ik weet allemaal niet wat. Het ruikt er lekker muf en helemaal niet naar de pop. Maar ik weet: ZE ZIT ER.’
- Ik vertel Anna Ottevanger – Mo mag ik haar noemen – dat ik het verhaal van pop Jet zo mooi vind, dat haar moeder haar deed geloven dat ze op een veilig plekje in de schuur was opgeborgen. Ik had mijn knuffel Janmaat die op een gegeven moment ook weg was. Mijn moeder heeft even meegezocht maar we vonden hem niet. Jaren heb ik in mijn speelgoedkist gekeken of hij niet in een hoekje zat. Maar ik wist: IK BEN HEM GEWOON KWIJT.
- Mo vroeg me: ‘Was Janmaat eigenlijk een beer? En wie heeft die schattige naam bedacht?’
- Ton: ‘Janmaat was een pop van stof en gevuld met wol. Hij had een puntmuts. Eerst zat er een belletje op, dat ging loszitten en viel eraf en vanaf dat moment sabbelde ik op het puntje van zijn muts. Maar daar groeide ik overheen en het puntje droogde op en werd hard, voor de rest bleef hij zacht. Vanwege zijn naam bedacht ik dat hij een matroos was die over de baren vaarde en verre reizen maakte. Boven op mijn werkkamer heb ik een fotoboek staan waarin een foto van hem met mij staat. Ja, zo zag hij eruit.’
- Mo: ‘Wat een verrassing… tweelingbroertjes! Ben jij dat jongetje met Janmaat in z’n handjes? Vertel nou.. wie bedacht zijn naam?’
- Ton: ‘Ik denk de naam gehoord te hebben van mijn moeder, vader of een tante die de pop zo genoemd hebben. Ik kan het ze niet vragen. Die generatie is gestorven. Ik heb nog zo veel vragen voor ze die ik niet gesteld heb, niet alleen over Janmaat.’
- REIS DOOR MIJN KAMER
Beer en Janmaat waren onze knuffels. Op een glazen vitrineplankje elders in de kamer staan wat popjes die dat niet waren. We ontmoetten ze op een brocante marktje of in een winkeltje. Ze charmeerden ons. Zoals ze daar lage riepen een beeld op van gelukkig veilige momenten. Zoals bij Mannetje Huy, die daar boven het matroosje prijkt. We zagen hem glad geknuffeld in de etalage liggen van een winkeltje in de Ardennen in de buurt van Huy. We namen hem mee naar huis en gaven hem dat plekje tussen wat andere vriendjes.
Op een tafeltje tegen de muur geleund zit Beer, de knuffel van Wilma. Zijn huid is zo teer, hij is ook al oud. Af en toe ligt er op de grond in de kamer een strooitje van zijn vulsel. De pleister om zijn knie houdt niet alles binnen.
Overigens is dat popje rechts niet meegenomen van een marktje maar is dat ‘klene Mie’. Kleindochter Merel noemt haar ‘stout meisje’ en heeft haar dat plekje op dat plankje gegeven, voor haar is ze daar in goed gezelschap. Kleine Mie is een figuur uit een boek van Tove Janssen uit Finland (Moemin). Maar dat is weer een ander verhaal.
Ik zie dat voor me, het mondje van een pop volproppen. Geen wonder dat er op enig moment maden komen uitkruipen. En dan? Naar de schuur.
Ik moet bekennen – en ik schaam me daarvoor niet – dat ik nog altijd de Beer heb die ik gekregen heb toen ik vier jaar oud in het Wilhelminagasthuis in Amsterdam lag met roodvonk. Daarvoor ging je destijds naar het ziekenhuis, in een soort quarantaine. Beer, zo heet hij, heb ik op vrijwel alle adressen met mij meegesjouwd.
Maar je snapt toch wel dat die pop helemaal niet meer in de schuur zat…
Ze was allang met de vuilnisman mee, maar dat kon de moeder niet opbiechten aan haar dochtertje van vijf jaar.
Niet zo gek bedacht, want 85 jaar later is nog dat spanningsvolle gevoel op te roepen dat je er wel niet bij kan komen maar ze ìs er wel en op een keer pak ik haar zo op…
“Janmaat” roept bij mij heel andere Haagse associaties op.
Hans Janmaat was de voorman van de Centrum Partij, een soort PVV avant la lettre.
Mijn zus zat bij hem in de klas op het St. Janscollege. Hij gaf daar maatschappijleer.
Ja Elly, het schokte me toen Hans Janmaat zich politiek ging manifesteren. Vooral om zijn ideeën, maar ook omdat hij de naam van mijn Janmaat besmeurde.