BEER
Op een tafeltje tegen de muur geleund zit Beer, de knuffel van Wilma. Zijn huid is zo teer, hij is ook al oud. Af en toe ligt er op de grond in de kamer een strooitje van zijn vulsel. De pleister om zijn knie houdt niet alles binnen.
Zoals Paul van Ostaijen in de morgen Marc zijn dingen in de kamer laat groeten, is er in de morgen een moment dat ik wat langer naar Beer kijk.
MARC GROET ‘S MORGENS DE DINGEN
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
Ha Beer
Je bent al wakker
Heb je goed geslapen?
Dit mooie verhaal doet me denken aan mijn eigen knuffelbeer. Helaas heb ik mijn Beer al lang niet meer. Je weet wel, door de familiegeschiedenis zijn veel dierbare voorwerpen verdwenen op opzettelijk vernietigd. Gelukkig koester ik ook nog mijn herinnering aan mijn knuffelbeer waarvan de oogjes op het laatst erg los zaten. Je moest ze steeds opnieuw in het berenhoofd drukken waardoor het stro aan de achterkant bij z’n nek er weer uit kwam. Zo werd Beer langzamerhand steeds slapper en slapper.
Overigens stond op mijn geboortekaartje niet mijn officiële naam Herbert of mijn roepnaam Bert, maar ‘Beertje’. Mijn neef Cees, over wie ik het al vaker met je had, vond daar veel inspiratie in om mij gedurende mijn jeugd in Tilburg daarmee te plagen. Vooral als ik een vriendin had, haastte hij zich vaak om haar te vertellen dat ik eigenlijk ‘Beertje’ heette. Waarschijnlijk omdat hij het vriendinnetje zelf ook erg leuk vond. Geheel tegen zijn verwachting vonden de meisjes dat verhaal juist wel ‘schattig’, met het gevolg dat ik door hen nog extra werd geknuffeld.