In de Haagvaarder (februari 2021), het blad van de Stichting Haags Industrieel Erfgoed (SHEI), tref ik een artikel aan over Haagse slagersfamilies. De bron vindt de auteur Marja Langenberg bij slager Peter Jan van den Broek, die zij op 22-10-2020 en 07-01-2021 interviewde.
- SLAGER VAN DEN BROEK
Slagerijen waren van oudsher familiebedrijven die overgingen van vader op zoon. Bekende namen in Den Haag zijn Dungelman, de Haas, Slootweg, Verwoerd, Blonk, Waaijer en Offers.
Zo lees ik in het artikel dat ook deze Jan Peter van den Broek met zijn deftige winkel aan de Reinkenstraat uit een grote slagersfamilie kwam. “Zijn winkel werd in 1896 in opdracht van P. van ’t Riet gebouwd en is sindsdien onafgebroken als slagerij in gebruik gebleven. Hij was een ‘herenslager’. Een herenslager verkeerde in nette kringen en maakte geen reclame. Zijn neef en opvolger liet 1926 de winkel verbouwen door architect M.F. van der Gugten. Het kostte 10.000 gulden, een groot bedrag in die tijd. Het woongedeelte achter de winkel werd ook bedrijfsruimte en er kwam een werkruimte, een ijskast, een schaftlokaal en een kantoor. In de winkel kwam een toonbank en een ruimte voor de kassière en rekken met vleeshaken. Het resultaat in art déco stijl mocht er zijn, met de naam in een kleurig tegeltableau op de gevel, glas-in-lood ramen en bijzonder tegelwerk, muurlantaarns en plafondlampen in het interieur. De slagerij ging in 1946 over naar de familie Waaijer en in 1979 naar de familie Van den Broek, maar veel van het interieur bleef intact. Bij latere moderniseringen van het interieur werden de bijzondere blauw-gevlamde tegels met zorg teruggeplaatst en ook de unieke zwart-witte vleeshaken van gips werden na schade gerestaureerd. In het tegeltableau met het opschrift ‘P. van ’t Riet en zonen, vleeschhouwerij, gevestigd 1896’ ontbreekt alleen het stukje boven de ingang, dat verloren is gegaan bij het instorten van de erker erboven.
Peter Jan van den Broek vertegenwoordigt misschien wel als laatste zo’n lange familielijn. Zijn overgrootvader had een slagerij in de 1e van den Boschstraat, zijn grootvader werkte op de Laan van Nieuw Oost-Indië, en zijn vader in de Elboogstraat. Twee ooms en twee neven hadden hun zaken op de Beeklaan, de Voorthuizenstraat en het Weteringplein. Zoon en opvolger Peter is de vijfde generatie in de familie.”
- EEN FAMILIE PORTRET
De bij het artikel geplaatste foto trekt mijn bijzondere aandacht. Afgebeeld staat de oude slager Jan Offers met zijn vrouw, de slager waarmee ik in de Fahrenheitstraat ben opgegroeid. Hij is te gast bij zijn dochter die hem flankeert, Peter Jan van den Broek en kleinkinderen. Uit mijn jeugdherinnering meen ik dat het nogal wat voeten in de aarde had (roddels in de straat) dat de dochter van onze slager Jan Offers scharrelde met de zoon van de ‘concurrent’ Van den Broek.
De winkel van Offers in de Fahrenheitstraat is nu al weer lang geleden gesloten, niet meer als zodanig te herkennen en als woonhuis ingericht. In het artikel lees ik dat het ingelijste tegeltableau van de stier van Potter, voor mij als kind op ooghoogte goed zichtbaar, daar nu in de winkel aan de muur van deze slagerij in de Reinkenstraat een plek heeft gekregen.
De interviewster laat Peter Jan vertellen dat hij de maandagmorgen vroeg voor schooltijd met Jan Offers meeging om koeien te kopen voor de slacht. Eerst nog in Den Haag, later steeds verder weg op de markt in Leiden, Rotterdam of Den Bosch. “De koe werd geslacht en de delen werden in de winkel opgehangen, goed zichtbaar voor de klant. Als de koe op was kon je als slager nee verkopen. Tegenwoordig wordt het vlees in kleinere stukken bezorgd door vaste leveranciers. Daarna gaat de slager aan de slag. Bijna alle vleeswaren en worst worden nog in de zaak bereid, gekookt en gerookt. Het assortiment is uitgebreid, met door de expats gevraagde specialiteiten en na het vertrek van de poelier uit de straat met kip en wild. De klant is kieskeuriger en nee verkopen is er niet meer bij.”
- WOENSDAG GEHAKTDAG
Jan Offers, ‘de ouwe Jan’, zoals mijn moeder hem noemde, had op de woensdag zijn gehaktmolen op het hakblok staan. Hij zocht brokken vlees uit en propte die in de tuit van de machine. Uit de slurf kwam een stroom slierten, die in een allumium bak werd opgevangen. Met mijn boodschappen briefje in de hand – ‘een pond gehakt, halfom en in de reclame’ – volgden mijn kinderogen met alle aandacht deze zich tot klont vormende rood-witte brei.
Uit het album van de fam. Offers. De ‘ouwe Jan’.
Een vetvrij velletje papier, afgescheurd van de grote rol naast de toonbank, werd op de weegschaal gelegd. De bestelling werd afgepast .‘500 gram dus?‘, door hem nog eens gevraagd. Hij keek zorgvuldig over zijn bril naar de uitslaande wijzer op de Berkel schaal. Zijn handen veegde hij af aan de blauw bonte keukendoek die in een prop op het hakblok lag. De klont gehakt schoof hij in een zakje waar met krulletters ‘J. Offers & Zoon, slagers’ stond. ‘Dat is het dan, verder nog iets?’ Inmiddels uit mijn hoofd geleerd wist ik 2 ons rookvlees – dun gesneden -, een stukje gekookte worst en een theeworstje te noemen. ‘Je lust dan toch zeker ook nog wel een plakje worst?’ Ik proef nu nog dat heerlijk plakje gekookte worst, waar hij met zijn scherpe uitbeenmes het velletje vanaf had gehaald.
- UITBENEN
Op de maandagmiddag was het uitbenen. De winkel van vader & zoon Offers was dan gesloten. Net terug uit school zagen we de bezorger van de Firma Piet van der Touw met witte kap over het hoofd, het karkas van een geslachte koe op de schouders binnenbrengen en ophangen aan een vleeshaak achter de winkelruit. Daarna volgde een half varken dat ernaast werd opgehangen. Op de vroege maandagmorgen was deze koe op de koeienmarkt gekocht. ‘We hadden een vaste boer in Woubrugge’ zo vertelde zoon Jaap me jaren later, ‘mijn vader kwam daar ook vandaan’. Dat had de oude Offers me al laten weten toen ik als kind achter de vitrine in de winkel stond. Toen ik zei dat ik bij oma in Oegstgeest had gelogeerd, wist hij dat mijn oma een streek- en leeftijdgenote van hem moest zijn. Met een schalks glimlachje neuriënde hij vanachter het hakblok ‘Die meissies van Leien, die…’ De laatste woorden slikte hij in en knipoogje naar me. Grappig vond ik het, begrijpen niet.
Vleesvervoer Piet v/d Touw De knutsel- en bestelauto van Jaap Offers. Renault 4CV, 1955
Tussen de uitbouwen aan de achterkant van de huizen aan de Fahrenheitstraat had Jaap met zijn vriend van slager Van den Broek aan de Copernicuslaan, draden gespannen. Samen hingen ze daarvoor uit het omhoog geschoven raam van onze slaapkamer om deze aan de vensterbank te bevestigen. ‘Dat doen radio amateurs’ vertelden ze ons, ‘om de zenders uit de hele wereld te kunnen ontvangen‘. Magisch klonk dat voor ons. Maar mijn vader meende dat het beter was geweest als hij gewoon naar de ambachtsschool was gegaan, ‘meer naar zijn gading’ en niet naar de slagervakschool, waar hij toen op zat. Dat paste ook wel een beetje in ons beeld als wij hem zo aan de zijkant van de toonbank met een shaggie in zijn mond zagen staan en toekeek hoe zijn vader en moeder de klanten bedienden.
Op de foto poseren drie generaties Offers bij het 50 jarig jubileum in 1967. De toen weduwe Offers, zoon Jaap en echtgenote Magda met hun zoon Ronald.
- IN GESPREK MET WIM WILLEMS
Wim woonde bij ons om de hoek en schrijft over onze jeugd. Slager Offers wordt in zijn boek ‘Stadskind’ ook vermeld. “Ook in onze buurt waar ik opgroeide liepen weinig vegetariërs rond. Niet zo vreemd dat het, afgezien van bakkers en sigarenboeren, wemelde van de slagers. De enige zaak die wij negeerden, was slagerij Gerritsen op de hoek van het Copernicusplein. Hij deelde de straathoek met het Zuid-Hollandse kaasboertje. een uitgedroogde, lange man. Wie bij hem een ons kaas in plakjes haalde, ging met geen gram meer de winkel uit. De woorden ‘waar kan ik de jongeheer mee van dienst zijn’ en ‘anders nog iets van je dienst’, lagen hem in de mond bestorven. Slagerij Offers, net om de hoek in de Fahrenheitstraat, was veruit favoriet. Op de witte tegels rechts aan de wand stond een stier met opgeheven hoofd, zijn poten stevig in het gras. Hij vormde een schilderkundig symbool van betrouwbaarheid. Wie hier vlees koopt, wordt niet bedot. Dat was de boodschap van vader en zoon Offers uit Woubrugge. De oude slager was nogal zwijgzaam, maar een plakje worst kon er altijd wel af. Zijn Haagse leverworst maakte hij zelf, waarmee hij zich een schare bewonderaars verwierf. Soms liet ik net zo veel mensen in de winkel voorgaan tot de schaal in de vitrine leeg was en de oude naar achteren liep, zich bukte en uit een emmer een stevig in zijn grijze darmvel gepropte leverworst pakte. Als hij de verse, nog nadruppelende joekel aansneed, smeerde ik de mosterd er in gedachten al over uit. Op wit brood met te dik boter werd de voorraad er tussen de middag in een straf tempo doorheen gejaagd. Voor de doorregen stooflappen, het half-om-halfgehakt op woensdag of een rookworst bij de stampot was Offers nogal aan de prijs. Zulk vlees haalden we daarom bij slagerij Van der Laan, een hoekzaak met twee ingangen. Wie aan de Copernicuslaan naar binnen stapte, stuitte op de dode dijen en flanken van Hollands welvaren die aan haken achter de slagers hingen. Op uitgeloogde hakblokken werd het vlees voor de consumenten in repen en plakken gesneden. De vetrandjes hoefden er niet af, stond op het boodschappenpapiertje dat ik bij me droeg.”
- WAT KANTTEKENINGEN
1
Ja, Wim, we hadden het eerder over de keuze in de veelheid aan winkels, zoveel bakkers, visboeren, groenteboeren en slagers. De keuze van ons moeders was niet het geloof, in die tijd in het land nog gebruikelijk, doorslaggevend was wel de prijs en de bediening. Mijn moeder stuurde mij met het boodschappenbriefje naar groenteboer De Bie, omdat de grapjes vanachter de toonbank bij groenteboer Kraaijeveld naar de dames te frivool waren, ‘ongepast’ zoals ze dat zei.
2
Ook hadden we het over dat typisch Haags trekje: de scherpe scheiding van rangen en standen. Wim en ik zagen vier categorieën: chique lieden, ambtenaren met hun witteboorden, arbeiders en asocialen. Deze laatste categorie was in onze buurt schaars vertegenwoordigd, die woonden elders in de (binnen)stad. We wisten dat asocialen niet alleen armoedzaaiers waren, maar óók – en daarom waren zo afkeurenswaardig – verkwisters. Zo waren het de asociale mensen die ook op een gewone doordeweekse dag ijs likten en op straat een patatje aten. Wanneer je iemands adres wist, kon je beroep en inkomen tamelijk nauwkeurig inschatten. De verschillende categorieën buurtbewoners gingen langs elkaar heen, elkaar beleefd groetend met een tikje tegen de alpinopet of de hoed even opgewipt, een vluchtig praatje in het voorbijgaan.
3
Wim, in mijn herinnering dreven bij Offers in die emmer met leverworsten ook slierten met nog niet gevulde darmen. Ik zag de oude Offers bukken als er op mijn boodschappenlijstje ‘verse worst gehakt’ stond. Ja, het was fascinerend om te zien hoe hij de mond van de gehaktmolen verving door een tuitje en daar de lege darm ombond, de machine aanzette en de darm bolde op. In de lange sliert worst kneep hij op maat in de opbollende darm voordat deze de bak indraaide. De sliert werd daarna op de inknepingen in stukken gesneden, weer met dat scherpe beenmes.
Van de bereiding van zijn lever- en gekookte worst was ik helaas nooit getuige. De gekookte worsten hingen kant en klaar achter hem aan de vleeshaken. Was wel getuige als een bundeltje terug van de rokerij werd afgeleverd en daar zijn plaatsje in de winkel kreeg.
- EEN FLATJE IN RIJSWIJK
Jaap moet zo’n 70 jaar geweest zijn toen ik een gesprek met hem had in zijn flatje in Rijswijk. Zes hoog met uitzicht op de treinlijn Den Haag – Delft – Rotterdam, waar om de paar minuten een trein voorbij raasde. Jaap zat aan de ene kant van het raam en aan de andere kant Magda. Geregeld keken ze naar buiten en volgden voor even zo’n voortsnellende trein. Ze waren toen al wat jaren gepensioneerd en hadden zich teruggetrokken uit de zaak.
Magda wist nog dat mijn tweelingbroertje en ik op de zaterdagmiddag na het voetballen, hielpen om de winkel schoon te boenen. ‘Ja, dat was een leuk zakcentje voor jullie en wij waren er mee geholpen.’ Er waren ook winterse zaterdagmorgens dat ik met Jaap met de Renault 4CV, zijn knutselauto, meereed om elders in Den Haag bestellingen weg te brengen. Want mocht de auto in die buitenwijken stranden, waar de straten nog niet sneeuwvrij waren geveegd, dan moest ik eruit om de slippende auto wat vooruit duwen.
In dat gesprek in de flat werd me ook toen ook het geheim onthuld waarom hun gekookte- en leverworst zo geliefd was, ‘dat had alles met de kruiden te maken die we erin stopten.’
- 60 JAAR GETROUWD
Foto: Wim Mecksenaar
In het Rijswijks Dagblad lees ik : “Op woensdag 15 mei 2019 uur bracht Burgemeester Michel Bezuijen om 11.00 uur een felicitatiebezoek aan het bruidspaar Offers. Zij vierden hun 60-jarig huwelijk. Jaap Offers (86) en Magda Offers-Mottier (81) leerden elkaar kennen via de zus van Jaap. Ze wonen nog zelfstandig en iedere woensdag en zaterdag rijden ze met hun scootmobiel naar winkelcentrum In de Boogaard voor de boodschapjes. Hun zoons Ronald en Richard zorgden ervoor dat zij in het rijke bezit zijn van 4 kleinkinderen en 9 achterkleinkinderen.
Samen hadden ze een slagerij in de Fahrenheitstraat in Den Haag. Jaap verhaalde vol vuur over deze tijd, alsof hij niet weggeweest was. Maar de opmars van de supermarkten was toch niet te stuiten geweest. Daarna zijn ze in juni 2000 naar Rijswijk verhuisd.” Aldus het bericht.
- EEN LAATSTE BERICHT
Jacobus Offers – Jaap – is op 21 oktober 2020 in Rijswijk gestorven. Geboren in Den Haag op 30 maart 1933.
‘Diep bedroefd, maar dankbaar dat wij zolang samen mochten zijn, geven wij kennis van het onverwachte overlijden van mijn lieve man, onze vader, schoonvader, grootvader en overgrootvader’. In verband met de coronamaatregelen vindt het afscheid van Jaap in besloten kring plaats.
De halve koeien en varkens die de slagerij in werden gedragen, een indrukwekkende herinnering.
Tons ooggetuigeverslag rond het maken van halfom gehakt is natuurlijk niet te overtreffen. Als bescheiden toevoeging memoreer ik dat voor de chique clientèle ook mager rundergehakt werd gedraaid: eerst een doorregen lapje erdoor om ordinaire varkensgehakt eruit te persen, en dan zo’n grote kostbare rode lap vlees er doorheen. Voor ons helaas niet weggelegd.
Maar voordat ik, lekker gemaakt door alle verhalen en herinneringen, naar de slager snel voor Haagse leverworst (Ton, je houdt een stuk tegoed!) nog een vraag aan andere lezers: hoe heten die dikke zurige plakken worst? Ze dreven in zout water in een grote glazen kom op de slagers vitrine. Een traktatie in de herfst, gebakken met een plak goudreinet erop.
Ik begreep inmiddels dat de naam je weer te binnen was geschoten: rolpens. Ik zie die glazen kom voor me. Bij dit beeld loopt het water mij niet direct in de mond. Dank je voor de tip: ik ga het proberen.
Ha Ton,
ik krijg enorme trek in gekookte worst van dit stuk. Goed geschreven!
Dag Ton,
Het leuke van al je verhalen is dat ze meteen associaties oproepen, óók de slagersverhalen. Juist voordat ik ze las vertelde ik aan mijn dochters over de mannen in witte pakken met ‘hoody’ die vroeger de halve koeien aan haken in de slagerij op de hoek kwamen hangen. Vooral voor de jongste, 15 jaar en pescotarier (totdat ze voor zich zelf zorgt, dan wordt ze vegetariër of zelfs veganist) een bloederig griezelverhaal.
Mijn grootvader was varkensslager in Leidschendam, met bloedworst volgens geheim recept, waar de schippers speciaal voor in de sluis gingen liggen. Zogenaamde omvaarworst.
Mijn eigen vader had een speciale relatie met onze slager hoek Ananasstraat/Mandarijnstraat. Als er ook maar één zeentje in zijn vlees zat, ging hij op een stoel in de winkel zijn beklag zitten doen. Daar stond dan tegenover dat hij, na zijn pensionering, vlees in de buurt rondbracht tegen een zo geringe vergoeding dat de benzine meer kostte. Op zaterdag mocht ik die klus doen, rendabeler want per fiets. En in de koude kak, 5 cent fooi op de Pauwenlaan bij 2 oudjes die 150 gram biefstuk en een half onsje ros voor het weekend lieten komen.
Mijn eerste ‘eigen’ slager was Frits van Os in de Weimarstraat. Ik woonde wel in de Fahrenheitstraat, maar in het ‘slechte’ gedeelte, weet je wel? Die slagerij was een uitje, en wachten een genot. Winkelmeisje Diane en Frits waren super op elkaar ingespeeld. ‘Slager, heeft u een plastic zak?’ Diane: ‘hij heeft al een kunstgebit, is dat niet erg genoeg?’ In die trant, en altijd adrem zoals veel Hagenezen zijn. Kom daar maar eens om waar ik nu woon:(
Tot een volgende maar weer, volgende trip langs memory lane!
Groet van Jackelien