GROETEN UIT LEIDEN – co kropholler (1881-1973)

EEN TRADITIONALIST

Niet dagelijks, maar wel geregeld, rijd ik langs de St. Petruskerk aan de Leidse Lammenschansweg. Het gebouw is van de architect Co Kropholler. In de NRC (12 maart 2021) lees ik de recensie over zijn onlangs verschenen biografie en zo kom ik erop om in mijn logboek wat aantekeningen terug te zoeken en daarmee deze blog samen te stellen.

  • VAN EEN NIEUWE ORDE

Voor en in de Tweede Wereldoorlog was Kropholler een traditioneel architect die niet alleen een groot aantal kerken, kloosters, villa’s, rijtjeshuizen, kantoren, raadhuizen en het Van Abbemuseum in Eindhoven bouwde, maar zich ook inzette voor de Nieuwe Orde. In de jaren dertig werd hij lid van Zwart Front, de fascistische tegenhanger van de nationaal-socialistische NSB, en tijdens de Duitse bezetting meldde hij zich aan bij de Kultuurkamer en het Nationaal Front, de opvolger van Zwart Front. In 1941 publiceerde hij onder meer het artikel ‘Die Niederländische Baukunst’ in een Duitse architectuurtijdschrift. Hierin pleitte hij voor een bouwkunst in de ‘Nederlandse geest’, vrij van ‘cultuurbolsjevistische en andere vreemde smetten’.

Hoewel vooraanstaande traditionalisten als M.J. Granpré Molière en J.F. Berghoef zich niet hadden ingelaten met de Duitse bezetter en Ad van der Steur, de ontwerper van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, zelfs in het verzet had gezeten, werd het traditionalisme na 1945 in veler ogen een stijl met bruine smetten. ‘Hierdoor raakte het weliswaar niet op de mestvaalt van de architectuurgeschiedenis maar wel in de verdomhoekje. En hoewel het neo-traditionalisme nu een van de populairste stijlen is in de Nederlandse architectuur, is het oude traditionalisme hier nog altijd niet uitgekropen.’ (Bernard Hulsman).

De architect Alexander Jacobus (Co) Kropholler is geboren in 1881, zoon van Jacobus Kropholler (1850 -1922) makelaar in onroerende goederen in Haarlem. Co was autodidact en volgde aanvankelijk een opleiding voor timmerman. Na z’n opleiding werkte hij enige tijd bij een aannemingsbedrijf en enkele jaren later bij architect Ludwig Wilhelm Beirer in Den Haag. Daarna kwam hij in contact met architect Jan Frederik (Frits) Staal, waarmee hij van 1902 tot 1910 in Amsterdam een architectenbureau had. Let wel Co was toen 21 jaar en Frits Staal 23 jaar oud. Zij ontwierpen in hoog tempo een aantal gebouwen in een stijl die sterk tegen de Jugendstil aanleunde, waaronder een aantal kantoren voor de verzekeringsmaatschappij ‘De Utrecht’. Ten faveure van Hoog-Catherijne werd deze in het begin van de jaren 70 gesloopt.

Op het Damrak in Amsterdam is een gelijkend gebouw van de verzekeringsmaatschappij ‘De Utrecht’ nog wel te bezichtigen.

Frits Staal was gehuwd, maar kreeg een stille affaire met Margaret Kropholler (1891 – 1966), de zuster van Co. Zij zou later zelf ook architect worden, de eerste vrouwelijke architect van Nederland. Zij voelde zich evenals Frits aangetrokken tot de Amsterdamse School.


  • TRADITIONELE BAKSTEENARCHITECT

De beide architecten, Co en Frits maar ook Margaret, spelen een onmiskenbare rol binnen de Nederlandse architectuurgeschiedenis. Co Kropholler staat bekend als een aanhanger van het traditionalisme. Hij hing de baksteenarchitectuur aan van de ‘Delftse school’ (Granpré Molière). Anders dan Staal moest Kropholler niets hebben van nieuwlichterijen zoals de frivole Amsterdamse School en het zakelijke Nieuwe Bouwen. Voor Kropholler was en bleef de ‘Nederlandse’ baksteenarchitectuur van H.P. Berlage de rots waarop hij zijn vele kerken bouwde.

In 1910 werden de verschillen tussen Co Kropholler en Frits Staal steeds duidelijker. Terwijl Co zich bekeerde tot het katholicisme en wat later tot het Nationaal Socialisme, begon Frits steeds meer te voelen voor het socialisme, een in die tijd vernieuwende politieke stroming, populair ook onder kunstenaars en architecten. Na een vrij korte ruzie tussen hen begon Co voor zichzelf en verliet het bureau en daarmee ook zijn zuster en dat is tot aan de dood van Frits niet meer goed gekomen.

Iemands politieke kleur is niet altijd aan de buitenkant van de kunstwerken uit het interbellum te zien. In het Interbellum buitelden allerlei ‘ismen’ over elkaar. Zowel in artistieke betekenis: expressionisme, kubisme, alswel politiek : communisme en fascisme. Er waren kunstenaars die vielen voor Mussolini, het nazisme of andere varianten. 

  • GEHEEL IN STIJL

In Leiden zijn meer gebouwen te vinden met uiterlijke gelijkenissen met de St. Petruskerk. Zo zijn dat het voormalige kantoor van het Leidsch Dagblad en het schoolgebouw aan de Burggravenlaan, opgetrokken in baksteen in de stijl van de Amsterdamse School. (Dudok in Leiden). Passend bij deze gebouwen zijn de aangebrachte gevelornamenten van de roemruchte beeldhouwer Willem Brouwer.


Even verderop, de richting naar de Breestraat, staat op de kop van het Rapenburg de Gijzelaarbank, eveneens van de beeldhouwer Brouwer. In deze persoon komt de vormgeving en het fascisme samen.

Het keramisch bedrijf van sierkunstenaar Willem Brouwer en zonen in Leiderdorp, heeft zeker honderdvijftig gebouwen in Nederland gedecoreerd met unieke lokaal geïnspireerde ornamenten. De ‘oude’ Willem overleed in 1933 en op zijn begrafenis werd de fascistengroet gebracht. Zijn zoons (de een was lid van de NSB en de ander begunstigend lid van de Germaanse SS) zetten het bedrijf onder nationaal-socialistische directie voort, met veel opdrachten van de bezetter.


  • STADHUIS LEIDEN

Aan de achterkant van het Leidse Stadhuis, aan het Stadhuisplein, zijn meerdere sculpturen te zien, van o.a. Hildo Krop (18841970) beeldhouwer en sierkunstenaar. Hij kreeg grote bekendheid als stadsbeeldhouwer van Amsterdam.

  • HILDO KROP

Bij Hildo Krop was de symboliek van zijn werk juist socialistisch getint. De robuuste vormen en in steen gebalde vuisten tonen de voorbijganger een beeltenis die hen tot een beter mens moet maken. De door Berlage ontworpen woon- en werkwijk, het Plan Zuid, kan dienst doen als Krops oeuvre catalogus. Zijn werk prijkt op en aan bijna alle gevels, bruggen, plantsoenen en pleinen in die buurt. In het Algemeen Dagblad anno 1964, inmiddels gepensioneerd, zei hij nog altijd te geloven in de dienstbare rol van de kunsten. In de architectuur bijvoorbeeld: „Men moet zich ondergeschikt kunnen maken aan de totale organisatie.” En wat vond hij van de tegenwoordige nieuwbouw? „Mensonwaardig! Er wordt gebouwd om winst te maken en niet om de mens te dienen. Het zijn derhalve mensenpakhuizen geworden.” Ofwel Hildo Krop bleef zijn leven lang de strijdbare idealist die met zijn kunst een betere wereld wilde maken.


Maar aan de gevel van het Stadhuis van Leiden is ook werk van Johan Polet te zien, een beeldhouwer die in het interbellum furore maakte. Tot afgrijzen van vakgenoten nam hij ondanks zijn bolsjewistische imago eind jaren dertig een politieke afslag rechtsaf. Zodoende werden door deze beeldhouwer neutraal uitziende beelden gemaakt voor de gevel (1940-1941), die door de bezetter omhelst werden.


  • REHABILITATIE – WAARDERING ?

Volgens de recensent Huisman is het onlangs verschenen boek over het architectonisch werk van A.J. Kropholler niets minder dan een poging tot rehabilitatie van het traditionalisme in het algemeen en het werk van Kropholler in het bijzonder. Dit laatste probeert hij te ontdoen van het ‘foute’ imago door het te presenteren als even ‘modern’, in de zin van eigentijds, als dat van bijvoorbeeld de ‘Nieuwe Bouwer’ Jan Duiker over wie hij in 2016 een boek publiceerde. Om dit aannemelijk te maken rekt hij het toch al rijkelijk vage begrip ‘moderniteit’ op tot een alomvattende en dús nietszeggende containerterm.’

Nu weten we dat Kropholler van Berlage’s socialistische overtuigingen helemaal niets moest hebben. Als katholiek architect wilde hij geloof, kerk en bouwkunst met elkaar in overeenstemming brengen. Dit ging gepaard met een diepe afkeer van het goddeloze communisme. Voor mensen met dergelijke opvattingen richtte Arnold Meijer in 1934 Zwart Front op.

  • VOETNOTEN
  • Bernard Hulsman. ‘Kropholler bleef de ‘Nederlandse’ baksteenarchitectuur van Berlage de rots waarop hij zijn vele kerken bouwde’. NRC, 11 maart 2021.
  • Sandra Smets. ‘Ook Nederlandse kunstenaars vielen soms voor het nazisme’. NRC, 3 juni 2020.
  • Henk van Gelder. ‘De gespierde schoonheid van Hildo Krop’ NRC, 3 juni 2020.
  • Marijke Uittenbroek (1999). Sieraden in de stad: Beelden en fonteinen in Leiden. Leiden: Gemeente Leiden.
  • ENKELE GEMEENTEHUIZEN VAN ZIJN HAND

7 antwoorden op “GROETEN UIT LEIDEN – co kropholler (1881-1973)”

  1. Ha Ton, wat een leuk stuk! De Petruskerk doet me ook een beetje denken aan het stadhuis van Enschede, architect Friedhoff.

  2. Je wijst me – via de mail – op die andere kerk in Leiden, de Herensingelkerk, met een m.i. gelijklijkend uiterlijk.

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Josephkerk_(Leiden)#Ontwerp

    Architect Kropholler heeft menige gemeente versierd met een gemeentehuis van zijn hand, zoals in Medemblik, Waalwijk, Noordwijkerhout, Wateringen, Leidschendam.

    Ja, het uiterlijk van het stadhuis in Enschede spreekt me ook aan. Het kost wat tijd om al die mooie gemeenten-, stadhuizen langs te gaan om daar snap shots van te maken. Als compensatie ga ik ’n blog maken met een collage van internetfoto’s.

  3. Ha Ton, Interessant stuk! Ik heb het weer met veel belangstelling gelezen. Op het laatst stuitte ik op het stadhuis van Waalwijk van Kropholler. Vanuit Tilburg kwam ik daar vaak langs op weg naar mijn eerste baan tijdens mijn studie begin jaren ’70. Ik werkte daar bij de NV Noord-Braband als assistent op de actuariële afdeling. Je schrijf die naam met Braband met een ‘d’, in tegenstelling tot de naam van de provincie Noord-Brabant. Heb ik trouwens later bij m’n sollicitaties nog wel problemen mee gehad omdat ze dachten dat ik een schrijffout had gemaakt in mijn CV. Ik nam dan ook altijd standaad mijn getuigschrift van de NV Noord-Braband mee om te laten zien dat het wel klopte,
    Ik werkte destijds daar met een aantal actuarissen met alle bureaus naast en tegenover elkaar en het hoofd zat aan het eind van de rij met goed zicht op alle medewerkers. We moesten de premies van de levensverzekeringen berekenen. Het was er erg streng. Als je even van je werk opkeek, riep het hoofd gelijk: ‘Hermans doorwerken!’ De enige ontspanning was een potje tafeltennis tijdens de middagpauze. Sommige actuarissen hadden ook een meer dan vriendschappelijke relatie met een secretaresse en bij het ophalen van de dossiers uit de kelder ben ik wel eens op een vrijend paartje gestuit. Dit alles heeft natuurlijk niets met Kropholler te maken, maar zo zie je waartoe een bekend beeld soms kan leiden.

  4. Beste Ton,
    Ik heb met plezier de tekst en de foto’s tot mij genomen.
    Je loopt langs gebouwen en een heel enkele keer heb je tijd en aandacht voor het bouwwerk. Ik ben gek op stenen, bakstenen, de kleur en meer niet, en wat er mee gedaan wordt.

  5. Beste Han,

    In deze blog over Co Kropholler (nieuwe orde) komt naar voren dat sociaal democraten gelijkluidende kunstuitingen maakten/waardeerden. Dat is een gegeven dat mij boeit en ik verder wil uitwerken. We kennen het voorbeeld van Bauhaus uit de Weimarrepubliek en dat de nazisten het niet als entartete kunst afwezen.

    Groet. Ton.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *