De Amsterdamse School, de Delftse School, de Bossche School, het zijn geaccepteerde begrippen in de architectuurgeschiedenis. Maar bij de Haagse School, met het toevoegsel Nieuw, zal menigeen de wenkbrauwen fronsen. Het begrip werd voor het eerst gebruikt in 1923 door C.J. Blaauw in het tijdschrift Wendingen in een bespreking van een tentoonstelling van Haagse architecten, maar daar is het lange tijd bij gebleven. Recentelijk echter zijn boeken verschenen, tentoonstellingen ingericht en wandelingen georganiseerd om nader kennis te maken met de Nieuwe Haagse School. Zo ook deze blog.
Dalton College. Aronskelkweg. Co Brandes & D.C. van der Zwart. 1931-1933
In Den Haag ontstond rond 1918 deze bijzondere variant op de Amsterdamse School. De Haagse architecten gebruikten eveneens baksteen én hielden van versieringen. In Den Haag werden die versieringen echter hoekig en kubistisch uitgevoerd, zoals bij de Het Nieuwe Bouwen, bekend om de rechte (klare) lijn én zijn functionalisme.
- CO BRANDES
Co Brandes is niet dé theoreticus van de Nieuwe Haagse School. Die rol is eerder toe te schrijven aan Jan Wils, de architect van onder meer het Olympisch Stadion in Amsterdam. Maar anders dan architecten als Jan Duiker, Jan Bijvoet, Dirk Roosenburg en Jan Buys bleef Co Brandes ook in de jaren dertig, veertig en vijftig trouw aan de, eigenlijk nooit duidelijk geformuleerde, beginselen van de Nieuwe Haagse School. Ruim 500 woningblokken, villa’s, scholen en andere gebouwen bouwde hij in Den Haag. Voor zo’n groot aantal is het onmogelijk om elke keer iets nieuws te verzinnen en dat deed Brandes dan ook niet. Een groot deel van zijn gebouwen zijn steeds weer nieuwe variaties op de synthese van invloeden die omstreeks 1923 haar vaste vorm had gekregen. Het zijn degelijke en in sommige gevallen ook fraaie ontwerpen, maar ze tonen ook precies waarom Brandes en de Nieuwe Haagse School, niet zo beroemd zijn geworden: ze zijn in alle opzichten gematigd en met gematigdheid wordt men niet beroemd.
- MARLOT
Begin vorige eeuw leidde de explosieve groei van Den Haag in eerste instantie tot een rommelig stadsbeeld. De Schoonheidscommissie luidde de noodklok. Gaandeweg werd een methodiek gevonden die tot meer eenheid leidde. In Marlot ontstond de methode van de Nieuwe Haagse School. Via schetsplannen voor de ruimtelijke opzet werd een kader gegeven. Goothoogte en nokhoogte werden vastgelegd in de schetsplannen van Co Brandes, Willem Verschoor en Jacob Hellendoorn. De individuele architectonische expressie verstoorde binnen het schetsplan de harmonie niet, maar zorgde er juist voor dat het beeld niet rigide werd.
Zo ontstonden in Den Haag tussen de twee wereldoorlogen hele wijken met evenwichtige bebouwing. Met zelfs een toename van het aantal m2 groengebied per inwoner, terwijl dat in andere steden afnam. De stedenbouwkundige compositie van de ensembles kenden een ingetogen maar dynamisch spel van symmetrie en asymmetrie. De Nieuwe Haagse School betrof nagenoeg alle schaalniveaus van stedenbouwkundig plan tot en met het kleinste bouwkundige detail. Deze methode met strakke regie op kwaliteit van het stadsbeeld, kon alleen bestaan door de intensieve samenwerking binnen de ‘driehoek’ van Piet Bakker Schut (directeur dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting), H.P. Berlage (onafhankelijk stedenbouwkundig adviseur) en Machiel Vrijenhoek (wethouder Stadsontwikkeling en volkshuisvesting).
- FUNCTIONALISME
In ‘Het nieuwe Bouwen’ (‘Nieuwe Zakelijkheid’) is functionaliteit – vorm volgt functie -een belangrijk uitgangspunt. Deze bouwstijl is te herkennen aan de platte daken, de ‘rechte hoek’, de stalen raamkozijnen en de typische decoraties. Maar zeker ook in verbinding tussen binnenruimten en buiten – licht en lucht -, zoals te zien in de gigantische glazen gevel van de Van Nelle Fabriek. Het architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt ontwierp dit industriële gebouw in Rotterdam. Zoals ook het bezichtingswaardige museum Huis Sonneveld. Een ander bekend voorbeeld van een functionalistisch gebouw is de Derde Ambachtsschool van Jan Duiker in Scheveningen, dat beschreven wordt in een andere blog.
De Haagse variant van de Amsterdamse School kreeg zijn eigen naam. Het woordje ‘Nieuw’ werd overigens toegevoegd om verwarring te voorkomen met de impressionistische kunststroming, de Haagse School, uit eind 19e en begin 20e eeuw (zie: de verzameling in het Mesdagmuseum Den Haag).
Schetsplan voor de Vondelstraat.
Grappig genoeg zijn de Amsterdamse School en de ‘Nieuwe Zakelijkheid/Het Nieuwe Bouwen’ elkaars tegenpolen. Bij de Nieuwe Zakelijkheid ging het namelijk om functionaliteit: een gebouw moest vooral praktisch zijn, de versieringen werden als volstrekt overbodig gezien. In de Amsterdamse school stond echter schoonheid voorop. Of iets functioneel was, deed er niet zo toe. Het Schip zit bijvoorbeeld vol prachtige doch nutteloze balkonnetjes, loze ruimtes en zelfs een gigantische toren zonder enige functie.
Het Schip A’dam.
School Laakkwartier Den Haag.
Maak een korte wandeling mee langs wat huizen van de ‘Nieuwe Haagse School’ in het Valkenboskwartier (Bomen & Vruchtenbuurt).
Portiekwoningen Klimopstraat. Jan Wils. 1922.
- KENMERKEN
De horizontaliteit komt tot uitdrukking door verdiepte voegen, doorlopende horizontale vensterstroken en brede dakkapellen op pannendaken. Andere veel toegepaste kenmerken in de Nieuwe Haagse School zijn: luifels boven de voordeuren, brede erkers, loggia’s, smalle boeiborden en bovenlichten met glas-in-lood. Schoorstenen zorgen voor verticale accenten. Platte daken en met pannen gedekte hellende daken zijn toegepast. De aangebrachte kleuren en materialen zijn meestal traditioneel, veel groen met wit schilderwerk, met naturel geverniste voordeuren. Deze stijl komt in alle klassen van de woningbouw voor: in luxewoningen, het middensegment en in de goedkopere volkshuisvesting. Typische voorbeelden van deze bouw zijn o.a. te vinden in Marlot, het Laakkwartier, de Zuiderparkbuurt en het Valkenboskwartier (Bomen en Bloemenbuurt).
Beeld archief Den Haag.
Herkenbaar is ook de Haagse portiekwoning. Bij woonblokken van drie bouwlagen hadden alle woningen de voordeur aan de straat, met dien verstande dat de voordeuren van de woningen op de verdiepingen aan een open portiek op de eerste verdieping lagen. De woningen op de begane grond hadden de entree op straatniveau. Ook was er de twee-onder-een-kap-woning: twee gelijke woningen onder één grote, overstekende kap.
- WOONHOTEL
Binnen de Nieuwe Haagse School is ook het zogenoemde woonhotel ontwikkeld. Deze gebouwen worden gerekend tot de hoogtepunten van de woonhuisarchitectuur van het Haagse interbellum.
Parkflat Marlot. Co Brandes
Josef Israel plein. Jan Wils
De behoefte aan wooncomfort was groot en een aanzienlijk deel van de elite wilde in de periferie van de binnenstad wonen. Het door internationale voorbeelden geïnspireerde woonhotel vormde daarmee het stedelijk alternatief voor het wonen in een villa. Het betrof een soort, vaak op ideologische grondslag gebouwde serviceflat, waarin bewoners gebruik konden maken van tal van individuele en collectieve voorzieningen. Te denken valt aan een restaurant, een bibliotheek, een wijn- en bierkelder, een biljartkamer, boodschappen- en spijsliftjes, vuilstortkokers en aparte logeervertrekken. Tevens werden de nieuwste bouwtechnische inzichten toegepast en werden de appartementen voorzien van allerlei nieuwe gemakken. De huren waren fors, maar daar kreeg de bewoner wel wat voor terug.
- VOETNOTEN
1. HET PAPAVERHOF
In de Haagse Bomen- en Bloemenbuurt staat het Papaverhof. De woningen aan dit hof maken deel uit van woningbouwcomplex Daal en Berg dat in 1921 gebouwd werd naar ontwerp van De Stijl architect Jan Wils. Daal en Berg bestaat in totaal uit 128 middenklassewoningen (60 etalage- en 68 eengezinswoningen), die zijn aangelegd in hoefijzervormige ringen rond een verdiept plantsoen van 70 bij 100 meter.
De woningen mochten niet te veel kosten en om het complex toch een beetje het karakter van een tuinstad te geven werd Wils verzocht te zorgen voor ‘veel groen en bloemen’ bij deze woningen. Wat het laatste betreft besloot Wils de woningen om een 70 bij 100 meter groot plantsoen te groeperen. Om de kosten hiervoor op te vangen bouwde hij de 68 eengezinswoningen aan deze tuin zo compact mogelijk. Hij plaatste ze niet alleen zo dicht mogelijk bij elkaar, hij plaatste ook de achterkant van de woningen aan de omliggende straten tegen de achterkant van de woningen aan het plantsoen.
2. DE STIJL
Sonneveld huis – museumwoning Rotterdam. Schröder-Rietveldhuis. Utrecht.
De Stijl ontstond in de periode waarin de Nieuwe Haagse School zich begon te vormen. De Stijl werd gekenmerkt door zijn streven naar een nieuwe algemene en monumentale stijl. J.J.P. Oud, bekend lid van De Stijl, verwoordt hun architectonische uitgangspunt als volgt: ‘Bouwkunst is plastische kunst: kunst van ruimte-bepaling en als zoodanig in het stadsbeeld het meest algemeen uit te drukken: in het enkele gebouw en in de samenvoeging en tegen-over-elkaar-stelling van gebouwen. […] Het moderne straatbeeld zal dus in scherpe tegenstelling tot het oude straatbeeld, waarin de huizen willekeurig samengevoegd zijn, beheerscht worden door woningblokken, waarin de huizen zich zullen ordenen tot een rytmisch spel van vlak en massa.’
Jan Wils (actief lid van De Stijl, voordat hij zich aansloot bij de Haagsche Kunstkring, onderstreepte in zijn essay ‘Symmetrie en Kultuur’ dat kenmerken zoals asymmetrie en plasticiteit deze nieuwe monumentaliteit tot stand moesten brengen: ‘Het volstrekte is het monumentale. Zo zal iedere architectuur, die volstrekt is, monumentaal zijn. Het volstrekte leidt tot het asymmetrische. Daarom is het een dwaling te meenen, dat symmetrie een voorwaarde voor monumentaliteit zou zijn, zooals zoo lang axioma in de bouwkunst heeft gegolden. Hoewel niet absoluut noodzakelijk, zal eerder het omgekeerde juist zijn. Monumentaliteit is een waarde, die uit het innerlijke voortkomt, onafhankelijk van groot of klein.’ (J. Wils (1918). ‘Symmetrie en Kultuur’ In: De Stijl nr. 12 ,2e jaargang, p. 137-140).
Deze opvattingen binnen De Stijl over monumentaliteit en de middelen die daartoe moesten leidden, hebben de Nieuwe Haagse Stijl beïnvloed, maar in de radicale ontwikkeling van De Stijl konden de Haagse architecten zich niet langer vinden. De Stijl wees de romantiek in kunst en architectuur volledig af, in overeenstemming met het Nieuwe Bouwen. De Haagse architecten voelden zich daardoor genoodzaakt zich te distantiëren van De Stijl. Zoals eerdergenoemd werd De Nieuwe Haagse School door critici nog weleens gezien als een afgeleide van de gevestigde orde, maar ‘terwijl de Amsterdamse School een ‘fantastische vormenwellust’ tentoonspreidde en het Nieuwe Bouwen een ‘koel rationalisme’ propageerde, was de stijl als ‘beschaafd modern’ te classificeren en leidde overeenkomstige invloeden tot een duidelijk te onderscheiden, unieke stijl. (M. Teunissen & V. Freijser, 2008, pag. 19).
- GEÏNTERESSEERD GERAAKT?
-M. Teunissen & V. Freijser (2008), Schoone Eenheid – Stedenbouw en architectuur van de Nieuwe Haagse school. Den Haag: De Nieuwe Haagsche.
-C. Brandes, Beschouwingen over de hedendaagse kunst, In: Levende Kunst, 1e jaargang, 1918
-Bernard Huisman. ‘De Nieuwe Haagse School: nuchtere baksteengebouwen.’ NRC, december 1993.
-Marcel Teunissen (2017). De Papaverhof van Jan Wils – 100 jaar Coöperatieve Woningbouwvereniging Tuinstad Daal en Berg; Rotterdam: Uitgever nai010.
Wat leuk om te lezen Ton, zeker omdat mijn vaders familie in de vruchten en bomenbuurt heeft gewoond en hij zelf op het Daltoncollege heeft gezeten.